Gepubliceerd op dinsdag 16 april 2019
IEF 18397
Hof Den Haag ||
12 mrt 2019
Hof Den Haag 12 mrt 2019, IEF 18397; ECLI:NL:GHDHA:2019:739 (Sena/RTL tegen AMP), https://ie-forum.nl/artikelen/billijke-vergoeding-voor-uitzending-lolly-opname-is-rechtsgeldig

Uitspraak ingezonden door Bas Le Poole en Maurice Joppe, Le Poole & Bekema

Billijke vergoeding voor uitzending Lolly-opname is rechtsgeldig

Hof Den Haag 12 maart 2019, IEF 18397; ECLI:NL:GHDHA:2019:739 (SENA en RTL tegen AMP) Naburige rechten. Eerder heeft SENA al met succes gevordert RTL en ook LM in vrijwaring op te roepen (zie IEF 13810). Producenten hebben een naburig recht op hun fonogrammen, dat zijn opnamen van geluiden (artikel 1.c WNR). SENA behartigt de belangen van uitvoerend kunstenaars en producenten met betrekking tot de uitoefening en handhaving van hun naburige rechten. AMP is een fonogramproducent en muziekuitgever van muziek van artiesten en componisten. In TEL SELL-programma’s uitgezonden bij RTL zijn uitvoeringen/opnamen van ‘Lolly’ als achtergrondmuziek gebruikt. AMP heeft met Tel Sell afgesproken dat de billijke vergoeding voor uitzending van hun ‘Lolly’-opname het aan hen betaalde bedrag is. Het uit deze afspraak voortvloeiende recht om die opname zonder verdere vergoeding te mogen blijven gebruiken voor homeshopping programma’s is overgegaan op Suerte./LM Products. Vordering tot betaling door SENA wordt afgewezen. Zie ook de eerder uitspraak van de rechtbank Den Haag in deze zaak (IEF 16573).

5.6 De onder 5.3 vermelde stelling van AMP c.s., dat [de Overeenkomst] slechts ziet op het auteursrecht, wordt gepasseerd op de grond dat deze in het licht van het onder 5.4 en 5.5 overwogene een deugdelijke onderbouwing mist. De redenering van AMP c.s, dat de naburige rechten in [de Overeenkomst] niet hoefden te worden geregeld omdat die toch al waren afgekaart in de (in rov. 3.9 genoemde) ‘lump-sum’-afspraak tussen RTL en SENA, stuit, wat daar verder van zij, af op de vaststelling onder 5.4, dat [de Overeenkomst] wel degelijk een regeling over naburige rechten bevat.

5.9 Het recht van Tel Sell B.V. om de ‘Lolly’-Opname te mogen gebruiken, berust op de wet, namelijk artikel 7 WNR, en niet, zoals in rov. 5.15 nader zal worden uiteengezet, op toestemming van de rechthebbende. Artikel 7 WNR bevat een wettelijke toestemming (licentie)/wettelijk gebruiksrecht. Dit wordt door AMP c.s. uit het oog verloren met hun stelling (in o.m. punt 38 MvA/MvG-inc), dat aan de akte-eis van artikel 9 WNR niet is voldaan. Dat artikel ziet namelijk, zoals ook voor de hand ligt, niet op het wettelijk gebruiksrecht op basis van artikel 7 WNR. In ieder geval geldt dit voor artikel 9 WNR zoals het luidde in de hier relevante periode, dat is de periode vóór 1 juli 2015, zie de laatste zin van artikel 9 (oud) WNR:

‘Ten aanzien van het verlenen van toestemming als bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a en 8 is het bepaalde in de derde en vierde volzin van dit artikel van overeenkomstige toepassing.’ (de derde volzin bevatte de akte-eis voor overdracht).

Artikel 7 WNR wordt hierin niet genoemd.

5.15. Ten overvloede wordt nog het volgende overwogen. Naar blijkt uit rov. 3.5 heeft RTL zich ook nog bediend van het argument dat in [de Overeenkomst] nabuurrechtelijke toestemming is verleend voor het gebruik van de ‘Lolly’-Opname door Tel Sell B.V. en haar opvolgers. Dit argument is door AMP c.s. terecht bestreden (punt 68 MvA/MvG-inc). Artikel 7 WNR moet – zoals ook al is vastgesteld in rov. 5.7 – worden uitgelegd in overeenstemming met artikel 8 lid 2 Verhuurrichtlijn, dat de lidstaten verplicht om ervoor te zorgen dat aan de uitvoerend kunstenaar en fonogrammenproducent een ‘billijke vergoeding’ wordt uitgekeerd bij het uitzenden van een voor handelsdoeleinden uitgegeven fonogram. Het gaat hierbij om een recht (niet van preventieve aard maar) van vergoedende aard (punt 75 van het arrest van het HvJEU van 15 maart 2012, zaak C-135/10 ‘Tandartspraktijk’ en punt 35 van het arrest van het HvJEU van 27 februari 2014, zaak C-351/12 ‘OSA’). Hieruit volgt dat de producent en uitvoerend kunstenaar in de genoemde situatie geen verbodsrecht hebben. Zij hebben dus ook niet het recht om voor het uitzenden wel of niet toestemming te verlenen, vergelijk punt 37 van het door AMP c.s. in dit verband genoemde arrest van het HvJEU van 27 juni 2013, zaken C-457/11 t/m 460/11 ‘VG Wort’, en voorts punt 65 van het HvJEU-arrest van 5 maart 2015, zaak C-463/12 ‘Copydan’. Dus: de omstandigheid dat [de Overeenkomst] een toestemming van AMP c.s. bevat voor het uitzenden van de ‘Lolly’-Opname, neemt de verplichting van Tel Sell B.V. om de in artikel 7 WNR genoemde billijke vergoeding te betalen, niet weg. Met andere woorden: toestemming van de rechthebbende is in de hier aan de orde zijnde artikel 7 WNR-context – uitzending van een voor handelsdoeleinden uitgegeven fonogram – een irrelevant fenomeen.