Gepubliceerd op vrijdag 30 oktober 2020
IEF 19537
Rechtbank Noord-Holland ||
29 okt 2020
Rechtbank Noord-Holland 29 okt 2020, IEF 19537; ECLI:NL:RBNHO:2020:8705 (Seksfilmpjes BN 'er), https://ie-forum.nl/artikelen/bn-er-in-eer-en-goede-naam-aangetast-door-seksfilmpjes-op-twitter

BN'er in eer en goede naam aangetast door seksfilmpjes op Twitter

Rechtbank Noord-Holland 29 oktober 2020, IEF 19537, IT 3296; ECLI:NL:RBNHO:2020:8705 (Seksfilmpjes BN 'er) Strafrecht. Verdachte heeft het filmpje waarin aangeefster door aangever in haar mond geürineerd wordt op Twitter geplaatst met de tekst # [aangeefster] unplugged” en heeft verklaard dat hij wist dat de vrouw in het filmpje aangeefster betrof. Daarnaast heeft verdachte een tweede filmpje van seksuele aard op Twitter geplaatst, waarin aangeefster en aangever ook zijn te zien. Verdachte heeft over de filmpjes verklaard dat hij filtert wat populair is en dat vervolgens op het internet plaatst. Hij heeft er bij stil gestaan dat het voor degenen op de filmpjes niet prettig zou zijn als het online zou komen te staan. Er wordt geoordeeld dat verdachte door het plaatsen van de expliciete seksfilmpjes aangeefster opzettelijk in een ongunstig daglicht heeft gesteld en zij daardoor in haar eer en goede naam is aangetast.

Meegewogen is dat aangeefster een bekende Nederlander is waardoor zij door een grote groep mensen herkend zal worden en de interesse voor de filmpjes bij het publiek groter zal zijn dan gemiddeld. Dat aangeefster kennelijk zelf wel eens publiekelijk over seks heeft gesproken en/of naakt heeft geposeerd, doet verder niet aan dit oordeel af.
De rechtbank is verder van oordeel dat aangever op dezelfde wijze in eer en goede naam is aangetast. Weliswaar ging het verdachte niet om aangever, maar door verspreiding van de expliciete seksfilmpjes van een bekende Nederlander, heeft verdachte welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat bekend zou worden dat de man in de filmpjes aangever is en dat aangever op de hoogte zou raken van verspreiding van de filmpjes.

6.3. Oordeel van de rechtbank

Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.

Ernst van de feiten

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belediging door het verspreiden van twee filmpjes, waaronder het filmpje dat inmiddels bekend is geworden als het “plasseksfilmpje”. Hiermee heeft verdachte inbreuk gemaakt op de eer en de goede naam van aangeefster [aangeefster] en aangever [aangever] . Tevens heeft hij inbreuk gemaakt op het auteursrecht van een ander.

Verdachte heeft de content geplaatst op zijn Twitteraccount Eendevanger.nl, dat hij al geruime tijd heeft en alwaar hij een paar honderd volgers heeft. Verdachte moet zich hebben gerealiseerd dat bijvoorbeeld het eenvoudigweg retweeten zou leiden tot een verdere verspreiding van de filmpjes op het internet. Dit is ook wat zich heeft voorgedaan toen de tweet werd opgepikt door GeenStijl.nl. De verspreiding van de filmpjes heeft veel media-aandacht gegenereerd. Aangever [aangever] , en in het bijzonder ook aangeefster [aangeefster] als bekende Nederlander, zijn mede door de verspreiding van de filmpjes door verdachte bij een groot publiek in een ongunstig daglicht gesteld. Verdachte heeft verklaard dat hij zich realiseerde dat het niet prettig zou zijn voor de personen in de filmpjes als deze filmpjes online zouden komen. Verdachte heeft de filmpjes echter toch op het internet gezet en heeft een van de filmpjes zelfs een tweede maal geplaatst nadat zijn Twitteraccount “bevroren” was.

De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.

Persoon van verdachte

Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 september 2020, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.