Gepubliceerd op donderdag 9 augustus 2018
IEF 17909
Rechtbank Zeeland-West-Brabant ||
18 jul 2018
Rechtbank Zeeland-West-Brabant 18 jul 2018, IEF 17909; ECLI:NL:RBZWB:2018:4727 (Eiseres tegen gedaagde), https://ie-forum.nl/artikelen/boek-hexit-mag-uitgegeven-worden-want-eer-en-goede-naam-van-ex-wordt-niet-geschaad

Boek HEXIT mag uitgegeven worden want eer en goede naam van ex wordt niet geschaad

Vzr. Rechtbank Zeeland-West-Brabant 18 juli 2018, IEF 17909; ECLI:NL:RBZWB:2018:4727 (HEXIT) Mediarecht. Schending eer en goede naam. Publicatie boek. Het boek HEXIT is het persoonlijke verhaal van gedaagde over zijn scheiding met eiseres. Eiseres vordert het boek HEXIT in huidige vorm te verbieden. Er is geen sprake van schending van haar eer en goede naam, nu schrijver pseudoniemen heeft gebruikt en eiseres geen publieke of maatschappelijke rol van betekenis vervult. De kring van personen die haar in publicatie zouden herkennen is gering. De vordering wordt afgewezen.

3.7. In deze zaak gaat het om een botsing van fundamentele rechten. Ten eerste het aan de zijde van [eiseres] aanwezige recht op eerbiediging van de eer en goede naam en aan de zijde van [gedaagde] het recht op vrijheid van meningsuiting.
Toewijzing van het onder 2 onder I, II en IV gevorderde houdt een beperking in van het in artikel 7 Grondwet en artikel 10 lid 1 EVRM neergelegde recht van [gedaagde] op vrijheid van meningsuiting. Een dergelijk recht kan slechts worden beperkt indien dit bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM). Van een beperking die bij de wet is voorzien is sprake wanneer de publicatie een zodanige inbreuk maakt op de eer en goede naam van [eiseres] dat die als onrechtmatig kan worden aangemerkt in de zin van artikel 6:162 BW. Voor het antwoord op de vraag welk recht - het recht op vrije meningsuiting of het recht op bescherming van de eer en goede naam - in het concrete geval zwaarder weegt, moeten de wederzijdse belangen worden afgewogen. Welk van deze belangen, die in beginsel gelijkwaardig zijn, de doorslag behoort te geven hangt af van de concrete omstandigheden van het geval en met inachtneming van de noodzakelijkheids- en proportionaliteitstoets

3.8. Het boek is het persoonlijke verhaal van [gedaagde] over zijn scheiding met [eiseres] . Op pagina 2 van het boek is het door hem omschreven als een thriller, gebaseerd op waargebeurde feiten, vonnissen, aangiftes, correspondentie en gebeurtenissen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is duidelijk dat het verhaal is geschreven vanuit de perceptie van [gedaagde] . De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat dit voor het publiek, ieder redelijk denkend lezer, ook duidelijk zal zijn.
Nu het boek een weergave is van de eigen bevindingen en ervaringen van [gedaagde] , brengt dit met zich dat diverse door hem beschreven situaties door [eiseres] anders ervaren kunnen zijn en door haar als onwaar worden bestempeld.
Los van de vraag of de in het boek omschreven situaties feitelijk onjuist zijn, is het publiceren daarvan naar het oordeel van de voorzieningenrechter op zichzelf niet onrechtmatig, indien [eiseres] daardoor niet in haar eer of goede naam wordt aangetast.
[gedaagde] heeft in het boek pseudoniemen gebruikt voor zowel zichzelf als auteur alsmede voor de personen die in het boek worden genoemd, waaronder [eiseres] . De voorzieningenrechter passeert de stelling van [eiseres] dat desondanks de inhoud van het boek naar haar te herleiden is omdat door [gedaagde] wel de juiste verjaardagen, woonplaatsen, studies en sommige straatnamen zijn gebruikt. Nu [eiseres] geen bekende persoonlijkheid is en zij geen publieke of maatschappelijke functie van betekenis vervult, wordt voorshands aangenomen dat de kring van personen die haar in de publicatie zouden kunnen herkennen niet alleen beperkt van omvang is, maar bovendien haar en [gedaagde] destijds ook echt goed moeten hebben gekend (de intimi). Door [eiseres] is niet inzichtelijk gemaakt hoe de inhoud van het boek, door derden buiten haar kring van intimi, naar haar is te herleiden. De voorzieningenrechter acht het daarom niet aannemelijk dat [eiseres] door de (verdere) publicatie van het boek in haar eer of goede naam wordt aangetast. Daarbij heeft te gelden dat de intimi reeds op de hoogte zijn van (de inhoud van) het boek, hetgeen blijkt uit de door haar overgelegde verklaringen. [gedaagde] heeft betwist dat hij de intimi het boek heeft verstrekt. Hij stelt door het gebruik van pseudoniemen juist getracht te hebben de privacy van betrokkenen, waaronder [eiseres] , te waarborgen.

3.9. Gelet op alle feiten en omstandigheden van dit geval en hetgeen hiervoor is overwogen, valt de belangenafweging in dit geval in het voordeel van [gedaagde] uit. Dit betekent dat de vorderingen I, II en IV worden afgewezen.