Gepubliceerd op woensdag 30 maart 2016
IEF 15824
Rechtbank Den Haag ||
30 mrt 2016
Rechtbank Den Haag 30 mrt 2016, IEF 15824; ECLI:NL:RBDHA:2016:3213 (Abercrombie & Fitch Europe), https://ie-forum.nl/artikelen/chinese-import-is-kledingmerkinbreuk-in-europa-noorwegen-en-liechtenstein

Chinese import is kledingmerkinbreuk in Europa, Noorwegen, en Liechtenstein

Rechtbank Den Haag 30 maart 2016, IEF 15823; ECLI:NL:RBDHA:2016:3213 (Abercrombie & Fitch)
Merkenrecht. Inbreuk op de merken van Abercrombie & Fitch door in Europa aanbieden, invoeren en verkopen van namaakkleding uit China. Verbod  in de Europese Unie en in Noorwegen en Liechtenstein. De nevenvorderingen worden opgelegd aan natuurlijke personen. Verwijzing naar schadestaat voor bepaling schade en winst.

Beoordeling gestelde inbreuk
3.5. In de voorliggende zaak spreken partijen over namaak- of counterfeitgoederen in de zin van goederen waarop zonder toestemming van de merkhouder een aan het merk identiek teken is aangebracht. A&F stelt dat gedaagden merkinbreuk hebben gepleegd door dergelijke goederen te (laten) maken en deze in de EU aan te bieden, te verhandelen of in voorraad te hebben, in- en/of uit te voeren en de merken te gebruiken in zakelijke stukken. De rechtbank begrijpt dat A&F subsidiair stelt dat gedaagden de merkinbreuk hebben gefaciliteerd, wat een onrechtmatige daad jegens A&F oplevert.

3.6. A&F vordert ten aanzien van alle gedaagden dat zij (hoofdelijk) worden veroordeeld tot het staken van de merkinbreuk alsmede hun onrechtmatig handelen, en tot het vergoeden van de schade als gevolg van de merkinbreuk en het onrechtmatig handelen. Door A&F wordt op basis van het rapport de omvang van de inbreuk geschat op 75.000 kledingstukken. De schade als gevolg van deze inbreuk bedraagt volgens A&F € 50,00 per kledingstuk, dus totaal € 3.750.000,- Om proceseconomische redenen verzoekt A&F deze schatting aan te houden in plaats van te verwijzen naar een schadestaatprocedure, en vordert zij dit bedrag als schadevergoeding.

Verbod
3.31. In het licht van het voorgaande zal het verbod jegens gedaagden sub 1, 3, 4 en 5 worden uitgesproken als gevorderd. De rechtbank begrijpt de vordering tot staking van inbreuk op de merkrechten van A&F Europe “in Europa” zo dat daaronder mede de gewraakte handelingen in de EU en in Noorwegen en Liechtenstein vallen. A&F heeft gemotiveerd en onbetwist gesteld dat de A&F-merken bekende merken zijn in de zin van artikel 6bis van het Herzien internationaal verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom (UvP), waarvoor geldt dat ook zonder merkinschrijving derden kan worden verboden gebruik te maken daarvan. Voorts zal de dwangsom worden gemaximeerd per gedaagde.