Gepubliceerd op dinsdag 18 december 2007
IEF 5278
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Commentaren

1- Kamiel Johan Koelman, Bousie: Noot bij GvEA 17 September 2007, zaak T-201/04 (Microsoft). Gepubliceerd in AMI 2007, p. 186-187.

“Als deze interpretatie juist zou zijn – omdat Microsoft heeft aangekondigd geen beroep te zullen instellen, zal het nog wel even duren voordat we daarover uitsluitsel krijgen – zou het ‘nieuw product-vereiste’ wellicht nog maar weinig I.E.-dwanglicenties in de weg staan. Alléén als de beoogde licentienemer het product van de licentiegever een-op-een gaat namaken, en er dus niets aan verandert, verbetert of innoveert, zou de dwanglicentie niet kunnen worden uitgevaardigd.”

Lees hier meer.

2- E.J. Dommering, IViR: Nieuwe visies op intellectuele vrijheid, producten van de geest en privacy: Het Instituut voor Informatierecht, gepubliceerd in: M. Polak, J. Sevink & S. Noorda (red.), Over de volle breedte: Amsterdams universitair onderzoek na 1970, Amsterdam: Vossiuspers UvA 2007, p. 173-197.

“Na de opmerkelijke initiatieven die aan de basis van het IViR stonden, is het stil gebleven. De formatie van de vaste staf is in de periode van zijn bestaan rond de vijf à zes plaatsen blijven schommelen. Groei en verjonging heeft het IViR in de betrokken periode alleen uit tweede en derde geldstroom kunnen realiseren, zodat er gemiddeld twintig mensen bij het IViR werkzaam zijn. De ratio van deze vaste formatie is dus - gelet op het aantal gerealiseerde promoties, de wetenschappelijke output en de omvang van tweede en derde geldstroom - uitzonderlijk hoog. Het gespecialiseerde NWO-programma Informatietechnologie en recht heeft een belangrijke impuls kunnen geven, maar is inmiddels beëindigd. Nieuwe, gerichte NWO-impulsen ontbreken. (…)Terugkijkend naar de synergie waaruit de oprichting van het IViR voortkwam is er plaats voor een nieuwe gerichte impuls.”

Lees hier meer.

3- Ashwin van Rooijen, IViR:  Annotatie bij Vzr. Rb. Amsterdam 14 juni 2007 (Groenendaal / Wij Vertrouwen Stemcomputers niet) en Vzr. Rb. Haarlem 15 juni 2006 (Inter IT / Webcash).  Gepubliceerd in AMI, 2007-6, nrs. 21 en 22, p. 192-194.

“Ofwel: een computerprogramma is beschermd want genoemd in art. 10 Aw, tenzij het tegendeel wordt bewezen. Deze conclusie is uiteraard onjuist. Art. 10 Aw bevat slechts een niet-uitputtende opsomming van werken die in beginsel voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen. Of een concreet programma ook inderdaad een werk is in de zin van de Auteurswet, is een rechtsvraag die in beginsel slechts beantwoord kan worden aan de hand van de (bron)code.”

Lees hier meer.

4- Michael Gerrits, De Gier & Stam: Portretrecht en proceskostenveroordeling. "Maar nog los van deze eerdere uitspraken van de Rechtbank Amsterdam, ben ik van mening dat het oordeel van de Rechtbank Amsterdam in de Van Basten-zaak, voor wat betreft de volledige proceskostenveroordeling, onjuist is en onderschrijf ik volledig de mening van Prof. Dirk Visser, geventileerd in een eerdere discussie tussen laatstgenoemde en Albert Ploeger op IEForum.nl naar aanleiding van de eerdergenoemde Rozenstraat-uitspraak."

Lees hier meer.

5- Evert van Gelderen, De Gier & Stam: Playlogic – Visionvale. “De Rechtbank legt niet uit hoe een geldige bepaling er uit dient te zien. Ik denk dat er specifieker in de overeenkomst had moeten staan dat de game-uitgever de intellectuele eigendomsrechten middels de ontwikkelovereenkomst (terug) overdraagt aan de gameontwikkelaar, in het geval (de voorwaarde intreedt) dat de die overeenkomst is/wordt ontbonden en/of anderszins beëindigd. Voor het geval deze bepaling niet voldoende is, zou ik willen aanraden om tevens in de overeenkomst te bepalen dat de gameontwikkelaar (eventueel op straffe van een bepaalde boete) verplicht is mee te werken aan het (terug) overdragen van de rechten aan de gameontwikkelaar.”

Lees hier meer.