Conclusie A-G: mededeling aan patiënten in een kuuroord
Conclusie A-G HvJ EU 14 november 2013, zaak C-351/12 ((Ochranný svaz autorský pro práva k dílům hudebním, o. s. (OSA) tegen Léčebné lázně Mariánské Lázně, a. s.) - dossier
 
Prejudiciële vragen gesteld door Krajský soud v Plzni, Tsjechische republiek.
 Zie eerder IEF 11786. Uitlegging van de artikelen 3 en 5 van InfoSoc-richtlijn, van de artikelen 56, 101 en 102 VWEU, en van de artikelen 14 en 16 van dienstenrichtlijn. Beperkingen en restricties op het reproductierecht en het recht van mededeling. Uitzending van werken door middel van televisie- en radioapparatuur in de kamers van patiënten van een kuuroord. Nationale wetgeving die de aanvrager een uitsluitend recht verleent auteursrechten op het nationale grondgebied collectief te beheren.
Conclusie A-G:
„1.      Een beperking die auteurs een vergoeding ontzegt voor de mededeling van hun werk via radio‑ of televisie-uitzending door middel van radio‑ of televisieontvangstapparatuur aan patiënten in de kamers van een kuurinrichting die geldt als onderneming, is in strijd met de bepalingen van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij.
2.      Indien een lidstaat richtlijn 2001/29 niet correct in nationaal  recht heeft omgezet moet de nationale rechter het nationale recht zoveel  mogelijk uitleggen in het licht van de bewoordingen en het doel van die  richtlijn, teneinde het daarmee beoogde resultaat te bereiken. In  omstandigheden als die van het hoofdgeding is het irrelevant of de  bepalingen van de richtlijn voldoende nauwkeurig en onvoorwaardelijk  zijn om door particulieren voor de nationale rechter te kunnen worden  ingeroepen jegens de staat of een met de staat te vereenzelvigen  entiteit.
3.      Artikel 102 VWEU of artikel 16 van richtlijn  2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006  betreffende diensten op de interne markt, staat niet in de weg aan de  toepassing van bepalingen van nationaal recht die het collectieve beheer  van auteursrechten op het grondgebied van de staat voorbehouden aan één  collectieve beheersorganisatie voor auteursrechten (monopolist) en  daardoor afnemers van de dienst niet de vrijheid hebben om te kiezen  voor een collectieve beheersorganisatie van een andere lidstaat van de  Europese Unie. Dergelijke bepalingen zijn krachtens de artikelen 56 e.v.  VWEU slechts ongeoorloofd wanneer komt vast te staan dat zij geen met  het Verdrag verenigbaar legitiem doel nastreven, geen rechtvaardiging  vinden in dwingende redenen van algemeen belang, niet geschikt zijn om  het ermee beoogde doel te verwezenlijken en verder gaan dan nodig is om  dat doel te bereiken.”
Gestelde vragen:
1. Moet richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, aldus worden uitgelegd dat een beperking die makers een vergoeding ontzegt voor de mededeling van hun werk via radio- of televisie-uitzending door middel van radio- of televisieontvangstapparatuur aan patiënten in de kamers van een kuurinrichting die geldt als onderneming, in strijd is met de artikelen 3 en 5 (artikel 5, leden 2, sub e, 3, sub b, en 5) ervan?
2. Zijn deze bepalingen van de richtlijn inzake bovenbedoeld gebruik van een werk zo nauwkeurig en onvoorwaardelijk dat collectieve beheersorganisaties voor auteursrechten zich er voor de nationale rechter in een geschil tussen particulieren op kunnen beroepen, indien een lidstaat de richtlijn niet correct in nationaal recht heeft omgezet?
3. Moeten de artikelen 56 en volgende en 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (of, in voorkomend geval, artikel 16 van richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt) aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan de toepassing van bepalingen van nationaal recht die het collectieve beheer van auteursrecht op het grondgebied van de staat voorbehouden aan één enkele collectieve beheersorganisatie voor auteursrechten (monopolist), zodat afnemers van de dienst niet de vrije keuze hebben voor een collectieve beheersorganisatie van een andere lidstaat van de Europese Unie?