Gepubliceerd op woensdag 8 november 2023
IEF 21763
Hoge Raad ||
22 sep 2023
Hoge Raad 22 sep 2023, IEF 21763; ECLI:NL:PHR:2023:821 (Russische Federatie tegen HVY), https://ie-forum.nl/artikelen/conclusie-ag-verwerping-cassatieberoep-russische-federatie-tegen-tenuitvoerlegging-executie-van-beslag

Conclusie AG: Verwerping cassatieberoep Russische Federatie tegen tenuitvoerlegging executie van beslag

Parket bij de Hoge Raad 22 september 2023, IEF 21763, ECLI:NL:PHR:2023:821 (Russische Federatie tegen HVY). Vooraf aan deze zaak hebben partijen in eerste aanleg geproduceerd bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag [zie IEF 19526]. Vervolgens is geprocedeerd bij het gerechtshof in Den Haag [zie IEF 20836]. In deze zaak is er sprake van een internationaal privaatrechtelijk executiegeschil met betrekking tot de uitvoering van een beslissing op grond van artikel 438 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv).

In cassatie komt de Russische Federatie onder andere op tegen het oordeel van het hof dat de Russische Federatie zich niet met succes kan beroepen op immuniteit. Hierbij geeft de Russische Federatie aan dat de in beslag genomen IE-rechten nooit zelf heeft gebruikt en ook niet van plan was om ze te gebruiken, laat staan voor andere niet-commerciële overheidsdoeleinden. Er wordt dus betoogd dat de directe bestemming van de IE-rechten commercieel is. In dat geval is er geen immuniteit van executie van toepassing. Het onderdeel faalt dus.

Voorts komt de Russische Federatie onder andere op tegen de huidige stand van de vernietigingsprocedure met betrekking tot de arbitrale beslissingen niet meebrengt dat de tenuitvoerlegging daarvan is geschorst. De Russische Federatie heeft een verzoek tot ingediend op basis van artikel 1066 lid 2 Rv. Over de belangen van HVY en Russische Federatie heeft de Hoge Raad overwogen dat er voldoende aanwijzingen zijn dat dat de tenuitvoerlegging van de Yukos Awards een zeker risico op restitutie met zich meebrengt. Tegelijkertijd is echter ook overtuigend aangetoond dat het innen van wat de Russische Federatie aan HVY moet betalen volgens de Yukos awards geen eenvoudige taak is. Met deze overwegingen in het achterhoofd concludeert de Hoge Raad dat een belangenafweging niet leidt tot een andere conclusie ten aanzien van het schorsingsverzoek van de Russische Federatie.

De conclusie strekt tot verwerping van het principaal cassatieberoep.

3.40 Het onderdeel werpt de vraag op of in een dergelijk geval, waarin dus vaststaat dat de goederen waarvoor een beroep op immuniteit van executie wordt gedaan als ‘eigendommen van de staat’ in de zin van art. 19 VN-Verdrag gelden, zelfstandige betekenis toekomt aan de bewoordingen van onderdeel c dat die eigendommen in het bijzonder worden gebruikt of beoogd zijn voor gebruik ‘door de staat’. Overigens stelt het onderdeel zelf dat de Russische Federatie de beslagen IE-rechten nooit zelf heeft gebruikt en ook nooit zijn beoogd voor gebruik door de Russische Federatie, ‘laat staan voor andere dan niet-commerciële overheidsdoeleinden’. Lees ik het onderdeel goed, dan wordt dus betoogd dat, kort gezegd, de onmiddellijke bestemming van de IE-rechten commercieel is. In dat geval is geen sprake van immuniteit van executie en stuit het onderdeel hierop reeds af.

3.41 Ik merk nog op dat het VN-Verdrag zelf heeft voorzien in de mogelijkheid dat immuniteit van executie wordt ingeroepen ten aanzien van een beslag dat is gelegd op goederen die in eigendom toebehoren aan of gecontroleerd worden door de staat, maar die door een staatsbedrijf of andere entiteit worden gebruikt. De opvatting dat voor toepassing van art. 19, onder c, VN-Verdrag is vereist dat het gebruik geschiedt door de staat zelf, verhoudt zich niet goed met die mogelijkheid en zal er in de praktijk toe leiden, gelet op de definitie van het begrip ‘staat’ in art. 2 VN-Verdrag, dat een beroep op de uitzondering (bijna) volledig wordt afgesneden. Deelname aan het commerciële verkeer door een staat vindt immers niet zelden plaats via entiteiten die juist niet bevoegd zijn tot optreden ten behoeve van de uitoefening van soevereine bevoegdheden van de staat, zodat niet aan de definitie van art. 2 lid 1, onder b, VN-Verdrag is voldaan. Het onderdeel faalt dus.

3.53 In de vernietigingsprocedure met betrekking tot de arbitrale beslissingen heeft de Russische Federatie in cassatie een schorsingsverzoek op de voet van art. 1066 lid 2 Rv gedaan. Bij beschikking van 25 september 2020 heeft de Hoge Raad zich bevoegd verklaard kennis te nemen van dat verzoek en geoordeeld dat de omstandigheid dat ook in kort geding bij de voorzieningenrechter schorsing van de tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis kan worden gevorderd, niet meebrengt dat art. 1066 lid 2 Rv niet van toepassing is in cassatie.75 Vervolgens heeft de Hoge Raad in rov. 3.19 van de reeds aangehaalde beschikking van 4 december 2020 voorshands geoordeeld dat de kans dat de in het schorsingsverzoek genoemde klachten leiden tot vernietiging van (een van) de arresten van het hof – en vervolgens tot vernietiging van de arbitrale beslissingen – niet zodanig is dat de tenuitvoerlegging van de arbitrale beslissingen moet worden geschorst. Over de belangen van HVY en de Russische Federatie bij toe- en afwijzing van het schorsingsverzoek heeft de Hoge Raad het volgende overwogen:

‘3.20 De Hoge Raad is voorshands van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat de tenuitvoerlegging van de Yukos Awards enig restitutierisico met zich brengt. Hier staat echter tegenover dat ook voldoende aannemelijk is gemaakt dat de inning van hetgeen waartoe de Russische Federatie in de Yukos Awards is veroordeeld, niet eenvoudig is en dat niet valt te verwachten dat HVY gedurende de resterende looptijd van deze procedure het volledige bedrag van inmiddels (meer dan) 57 miljard USD of een aanzienlijk deel daarvan zal kunnen innen. Verder is van belang dat voorshands voldoende aannemelijk is dat HVY op grond van de uitspraak van het EHRM van 31 juli 2014 recht hebben op betaling door de Russische Federatie van een aanzienlijk deel van het in die uitspraak toegewezen bedrag van € 1.866.104.634, vermeerderd met rente. Een en ander in aanmerking nemend, leidt een afweging van belangen niet tot een andere dan de hierna ten aanzien van het schorsingsverzoek van de Russische Federatie te bereiken slotsom.’

3.57  De slotsom is dat het principaal cassatieberoep faalt.