Gepubliceerd op donderdag 2 februari 2023
IEF 21207
BenGH ||
17 jan 2023
BenGH 17 jan 2023, IEF 21207; https://ie-forum.nl/artikelen/conclusie-incidenteel-beroep-na-verloop-van-de-beroepstermijn-niet-mogelijk

Conclusie ingezonden door Rik Balk, Balk Legal

Conclusie incidenteel beroep na verloop van de beroepstermijn niet mogelijk

BenGH Conclusie A-G 17 januari 2023, IEF 21207, IEFB 3614; Nr. C 2021/18 Bij beschikking van 25 oktober 2022 heeft de Tweede Kamer van het BenGH besloten ex artikel 10 lid 2 Reglement van Orde van het BenGH het Parket te verzoek te concluderen over de vraag of incidenteel beroep tegen een beslissing van het BOIP mogelijk is na verloop van de beroepstermijn ex artikel 1.15bis lid 1 BVIE.De vraag in deze zaak is dus of incidenteel beroep mogelijk is na verloop van de in artikel 1.15bis lid 1 BVIE genoemde beroepstermijn.

Het BVIE bevat geen bepaling die mogelijkheid geeft van verlenging van de beroepstermijn door incidenteel beroep, aldus A-G P. Vlas. Noch in andere bepalingen van Titel IV Reglement op de procesvoering is geen aanwijzing te vinden dat incidenteel beroep na verloop van de beroepstermijn mogelijk is. Het feit dat de Tweede Kamer in de zaken C 2019/11 en C 2019/18 incidenteel beroep na verloop van de termijn heeft toegestaan zonder dat daarop inhoudelijk door het BenGH of door partijen is ingegaan, doet hier niets aan af.

2.10 Het Verdrag bevat geen bepaling die incidenteel beroep (na de beroepstermijn) bij de Tweede Kamer toestaat. Ook het BVIE bevat een dergelijke bepaling niet: artikel 1.15bis, lid 1, BVIE kent – net als artikel 2.17 (oud) BVIE – niet de mogelijkheid van verlenging van de beroepstermijn door incidenteel beroep. Ook artikel 1.28, lid 1, Reglement op de procesvoering, waarin het beroep is geregeld tegen een handeling van een instelling of van de Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom, bevestigt de beroepstermijn van artikel 1.15bis Verdrag. Deze bevestiging valt ook te lezen in artikel 4.2 Reglement op de procesvoering, waarin de termijn is vermeld voor het instellen van het beroep tegen een eindbeslissing van het Bureau:

‘De termijn voor het instellen van het beroep bedraagt twee maanden te rekenen vanaf de kennisgeving van de eindbeslissing van het Bureau.'

Duidelijk is, dat in beide bepalingen niet de mogelijkheid is opgenomen om de beroepstermijn te verlengen door het instellen van incidenteel beroep.

2.11 Ook in andere bepalingen van Titel IV Reglement op de procesvoering is geen aanwijzing te vinden dat incidenteel beroep na verloop van de beroepstermijn mogelijk is. Weliswaar bepaalt artikel 4.5, lid 1, aanhef en onder b, Reglement op de procesvoering dat de verweerder binnen twee maanden na de verzending van het verzoekschrift een verweerschrift indient en dat dit verweerschrift vermeldt:

‘Het antwoord op de in het verzoekschrift aangevoerde gronden, de feiten en de rechtsgronden waarop dit antwoord steunt, alsmede in voorkomend geval de vorderingen van de verweerder.’

De in artikel 4.5, lid 1, onder b, opgenomen zinsnede ‘alsmede in voorkomend geval de vorderingen van de verweerder’ heeft naar mijn mening geen betrekking op de mogelijkheid tot het instellen van incidenteel beroep na de beroepstermijn, maar op bijvoorbeeld de vordering van de verweerder dat de verzoeker in de kosten van de procedure wordt veroordeeld (artikel 4.13, lid 1, Reglement op de procesvoering) of in de nodeloos of vexatoir veroorzaakte kosten (artikel 4.14, lid 1, Reglement op de procesvoering).

2.15 In rov. 13 van de beschikking van 25 oktober 2022 is erop gewezen dat de Tweede Kamer bij arrest van 22 oktober 2021 in zaak C 2019/11 incidenteel beroep heeft toegestaan zonder dat partijen of het Benelux-Gerechtshof inhoudelijk zijn ingegaan op de vraag of het instellen van incidenteel beroep mogelijk is na verloop van de beroepstermijn. Mij viel op dat de Tweede Kamer in een arrest van 19 februari 2021, zaak C 2019/18, kennelijk eveneens incidenteel beroep na verloop van de termijn heeft toegestaan zonder dat daarop inhoudelijk door het Benelux-Gerechtshof of door partijen is ingegaan. Ik ben van mening dat deze beslissingen niet als bestendige rechtspraak moeten worden beschouwd en dat, zoals ik in deze conclusie heb uiteengezet, naar geldend recht het instellen van incidenteel beroep na verloop van de beroepstermijn niet mogelijk is.