CvTA geeft dwangsombeschikking en beslissing op bezwaar bestuurlijke organisatie Videma
CvTA Beslissing op bezwaar 6 januari 2016 en Dwangsombeschikking 7 januari 2016, IEF 15679 (Videma)
Uit het persbericht: Het College heeft op 7 januari 2016 besloten tot het opleggen van een last onder dwangsom aan Videma. Dit besluit volgt op eerdere adviezen van het College, in de periode 2013 tot en met 2015, en de aanwijzing van het College van 18 augustus 2015 aan Videma om de governance in overeenstemming te brengen met de daaraan te stellen eisen (zie IEF 15220). Bij de huidige structuur van de governance is er gevaar voor belangenverstrengeling. Videma heeft echter niet voldaan aan de gestelde termijn om dit te veranderen, zoals gegeven in het advies van 18 augsuts 2015. Tegelijk met deze dwangsombeschikking heeft het College een beslissing genomen op het bezwaar dat Videma heeft ingediend tegen de aanwijzing.
Beslissing op bezwaar:
C.1.3 De belangenafweging door het College
23. Het College stelt vast dat een onafhankelijk bestuur dat volledig wordt benoemd door de aandeelhouders van Bureau Filmwerken, ook indien daarna een coöptatiesysteem bestaat, in onvoldoende mate tegemoet komt aan de door het College in zijn eerdere adviezen genoemde bezwaren omtrent de (schijn van) belangenverstrengeling tussen Videma en Bureau Filmwerken. Wat deze belangenverstrengeling betreft, wordt het College gesterkt in zijn opvatting door het feit dat Videma in de onderhavige bezwaarprocedure expliciet het standpunt betrekt dat haar belangen en die van Bureau Filmwerken als een geheel moeten worden gezien. Met dat gegeven voor ogen valt niet in te zien hoe een Videma-bestuur dat door de aandeelhouders van Bureau Filmwerken is benoemd, voldoende ruimte zou (kunnen) hebben om de belangen van Videma zelfstandig, en met voldoende afstand tot de belangen van Bureau Filmwerken, te behartigen.24. Daarentegen zou een bestuur dat volledig wordt benoemd door de rechthebbenden in onvoldoende mate tegemoet komen aan de te respecteren privaatrechtelijke belangen van Bureau Filmwerken. Tussen die twee belangen in heeft het College gekozen voor een systeem van benoeming dat, voor zover mogelijk, aan alle belangen tegemoet komt.
25. Het College is van oordeel dat het daarmee een besluit heeft genomen waarin de relevante belangen op een juiste wijze tegen elkaar zijn afgewogen.
D. Conclusie
49. Het voorgaande brengt met zich mee dat het College het bezwaar van Videma ongegrond acht en het verzoek tot herroeping van het bestreden besluit alsmede tot vergoeding van de kosten van Videma worden afgewezen.
Dwangsombeschikking:
Hoogte van de dwangsom
19. De hoogte van te verbeuren dwangsommen dient in redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van het geschonden belang. De hoogte en modaliteit van de dwangsom dient een voldoende prikkel te genereren om aan de last te voldoen.20. Het College zoekt bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom aansluiting bij de wettelijke systematiek voor het bepalen van de hoogte van een boete, overeenkomstig artikel 18 lid 1 WTCBO. Dit artikel stelt dat de boete voor het niet naleven van een aanwijzing ten hoogste 5% bedraagt van de incasso in het jaar voorafgaand aan de beschikking. Hoewel de incasso over 2015 nu niet bekend is, zou de maximale boete op grond van de incasso over 2014 kunnen worden bepaald op € 634.750.
21. Rekening houdend met de ernst van de overtreding en het feit dat het College Videma niet eerder een sanctie heeft hoeven opleggen, acht het College het in dit geval redelijk om de eventueel te verbeuren dwangsom te maximeren tot 1% van de incasso hetgeen (naar beneden afgerond) neerkomt op € 125.000, welke in termijnen van steeds een dag zullen zijn verbeurd, voor zover niet aan de last wordt voldaan.
22. Het College acht de hoogte van de eventueel te verbeuren dwangsommen zoals genoemd in dit besluit in dit specifieke geval in overeenstemming met de zwaarte van de geschonden belangen.
Last onder dwangsom
23. Het College legt Videma een last onder dwangsom op met de volgende inhoud:I. Videma dient uiterlijk 7 februari 2016 aan het College een voornemen tot het besluiten tot het wijzigen van haar statuten voor te leggen, welke statuten erin zullen voorzien dat:
a. het bestuur van Videma zal bestaan uit drie leden, waarvan één bestuurder door SGN en STG gezamenlijk en één bestuurder door de aandeelhouders van Bureau Filmwerken B.V. zal worden benoemd, welke bestuursleden vervolgens gezamenlijk een derde bestuurslid (tevens voorzitter) zullen benoemen.
b. alle bestuursleden van Stichting Videma onafhankelijk zullen zijn in die zin dat:
de bestuurder tijdens zijn bestuurslidmaatschap en in het jaar voorafgaand aan zijn benoeming geen werknemer, bestuurder, directeur of topfunctionaris is of is geweest bij Bureau Filmwerken, een daaraan gelieerde onderneming, Stichting Gesloten Netwerken, Stichting Groepstelevisie of een van de bij deze Stichting aangesloten organisaties;
de bestuurder van of via de desbetreffende CBO geen substantiële vergoeding ontvangt als rechthebbende op rechten die door deze CBO worden beheerd, dan wel niet werkzaam is bij een organisatie die een dergelijke substantiële vergoeding ontvangt.
II. Videma dient uiterlijk twee weken na ontvangst van de door het College gegeven instemming met het onder I genoemde voorgenomen besluit (in de zin van artikel 3 WTCBO) over te gaan tot het wijzigen van de statuten.
III. Indien Videma niet aan de onder I genoemde last voldoet, verbeurt zij voor elke dag, gerekend vanaf 8 februari 2016, dat niet aan de last onder I is voldaan een dwangsom van € 12.500 tot een maximum van in totaal € 125.000.
IV. Indien Videma niet aan de onder II genoemde last voldoet, verbeurt zij voor elke dag, gerekend vanaf de dag twee weken na ontvangst van de instemming van het College overeenkomstig artikel 3 WTCBO, dat niet aan de last onder II is voldaan een dwangsom van € 12.500 tot een maximum van in totaal € 125.000.