Gepubliceerd op woensdag 8 september 2010
IEF 9071
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

De individuele auteur heeft steun in de rug nodig

Janne Rijkers, Vereniging van Letterkundigen:  Herstel ‘level playing field.’ (Gepubliceerd in Boekblad, Jaargang 2010, editie 14).

Over het algemeen zijn makers, waaronder schrijvers en vertalers, te spreken over het wetsontwerp. Het getuigt van een gezonde kijk op het auteursrecht: een auteursrecht waarin de maker centraal staat.
 
Het wetsontwerp auteurscontractenrecht beoogt de onderhandelingspositie van auteurs ten opzichte van de exploitanten van hun werk te verbeteren. Helaas is dat hard nodig. Er zijn buitengewoon veel contracten in omloop die een overheidsingrijpen rechtvaardigen. Het gaat hier niet om een bescherming gelijk aan die voor werknemers, zoals Kamiel Koelman in zijn artikel betoogt. Het gaat om een poging tot herstel van een ‘level playing field’, het betreft immers ondernemers onderling. Zo’n ‘level playing field’ ontbreekt in de praktijk en daar is dit wetsontwerp op geschreven. De individuele auteur heeft steun in de rug nodig als hij tegenover zijn steeds groter groeiende exploitant zit.

Literaire schrijvers en vertalers hebben het nog niet zo slecht in vergelijking met veel andere makers van auteursrechtelijk beschermd werk (componisten, ontwerpers, fotografen). Dat komt met name door het bestaan van de modelcontracten als resultaat van onderhandelingen tussen de Literaire Uitgevers Groep (LUG) en de VvL. De wetgever wil met het wetsontwerp de totstandkoming van meer modelcontracten, binnen en buiten het boekenvak, stimuleren. De kans op een eerlijkere overeenkomst tussen partijen is groter als representatieve verenigingen, die expertise in huis kunnen halen, met elkaar in onderhandeling treden.

Een van de voorstellen (artikel 25c) luidt dat een gezamenlijk gedragen voorstel tot vergoeding voor auteursrecht, zoals dat bij de modelcontracten altijd gebeurde, door OCenW kan worden bestempeld als ‘billijk’. Deze maatregel komt – deels – tegemoet aan een probleem waar de schrijvers en uitgevers een paar jaar geleden tegenaan liepen: de NMa achtte het vertaaltarief in strijd met de Mededingingswet. Met het voorstel wordt het probleem helaas maar ten dele opgelost. Zo blijven adviezen over honoraria bijvoorbeeld onmogelijk, en er is geen oplossing voor de situatie waarin partijen geen overeenstemming bereiken of voor wanneer er überhaupt geen onderhandelpartner is.

Maar de twee meest in het oog springende artikelen uit het wetsontwerp zijn de onoverdraagbaarheid van het auteursrecht bij het leven van de auteur (artikel 2) en de tijdelijke licentie die daarvoor in de plaats komt (artikel 25b). Niets schokkends voor het boekenvak overigens, want daar is deze praktijk volstrekt gangbaar. Althans, wanneer het modelcontract wordt gebruikt. Bij jeugdboekenschrijvers en vertalers (van werk dat niet literair wordt geacht) kom ik nog regelmatig overdrachtscontracten tegen. De positie van deze groepen zou zeker verbeteren door de onoverdraagbaarheid.

Een veelgehoorde vrees is dat uitgevers als reactie op deze maatregel auteurs in dienst zullen gaan nemen, om via die weg alsnog het (werkgevers)auteursrecht in handen te krijgen. Ik geloof dat die kans miniem is. Ten eerste omdat auteurs zeer gesteld zijn op hun zelfstandigheid en niet zomaar in dienst zullen treden bij een uitgever, en ten tweede omdat uitgevers daarop helemaal niet zijn ingericht. Welke uitgever zit te wachten op een rits aan tijdelijke dienstverbanden met bijbehorende arbeidsrechtelijke zorgen?

Wat wel nieuw is, ook in het boekenvak, is de in artikel 25b genoemde licentietermijn van vijf jaar. Maar ook zo’n termijn is eigenlijk niet ongebruikelijk voor boeken. Met het vaststellen van een termijn wordt een uitgever gestimuleerd om binnen die tijd een goede exploitatie te verrichten.

Doet hij dat, dan zal geen auteur reden zien om op te zeggen.

De wetgever stuurt met zo’n termijn aan op meer innovatie binnen het boekenvak. Door meer flexibiliteit te creëren, zal een auteur – hopelijk – beter per soort exploitatie (digitaal, papier, bewerking) kunnen bekijken wie het meest geschikt is om die op zich te nemen.

Over het algemeen zijn makers, waaronder schrijvers en vertalers, te spreken over het wetsontwerp. Het getuigt van een gezonde kijk op het auteursrecht: een auteursrecht waarin de maker centraal staat.