Gepubliceerd op dinsdag 14 juni 2016
IEF 16022
Rechtbank Midden-Nederland ||
10 jun 2016
Rechtbank Midden-Nederland 10 jun 2016, IEF 16022; ECLI:NL:RBMNE:2016:3107 (FC Twente tegen KNVB), https://ie-forum.nl/artikelen/de-knvb-mocht-de-licentie-van-de-eredivisie-van-fc-twente-intrekken

De KNVB mocht de licentie van de Eredivisie van FC Twente intrekken

Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 10 juni 2016, IEF 16021; ECLI:NL:RBMNE:2016:3107 (FC Twente tegen KNVB)
Licentie. In december 2015 heeft de KNVB een besluit genomen tot voorwaardelijke intrekking van de licentie van van FC Twente voor deelname aan de Eredivisie. Tussen partijen zijn vervolgens afspraken gemaakt over nader onderzoek. De club dacht dat zij niet gestraft zou worden als zij misstanden uit het verleden voor 1 mei 2016 zou melden. Volgens de rechter had FC Twente het Decemberbesluit niet als een vrijbrief mogen opvatten. De licentiecommissie mocht consequenties verbinden aan de uitkomsten van het onderzoek. De rechter oordeelt dat de KNVB als straf de club mag terugzetten naar de Jupiler League. De KNVB heeft bij haar beslissing rekening gehouden met de inspanningen van FC Twente voor een nieuwe toekomst en de belangen van de medewerkers, financiers en supporters. De rechter oordeelt dat de KNVB in redelijkheid tot deze maatregel heeft kunnen komen.

De KNVB stelde ter zitting dat FC Twente niet ontvankelijk in haar vordering verklaard moet worden omdat zij eerst de procedure bij de beroepscommissie moet afwachten voordat zij bij de voorzieningenrechter aanklopt. De rechter oordeelt dat FC Twente wel ontvankelijk is omdat er een spoedeisend belang is.

4.7. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er niet zonder meer van uitgegaan kan worden dat met de procedure bij de beroepscommissie een vergelijkbaar resultaat bereikt kan worden als met een voorlopige voorziening in kort geding. De beroepscommissie licentiezaken is een orgaan dat deel uitmaakt van de rechtsprekende macht van de KNVB en onduidelijk is gebleven wat het beoordelingskader van de beroepscommissie is. In elk geval is gesteld, noch gebleken dat de beroepscommissie een beslissing kan nemen op basis van de stellingen die FC Twente aan haar vorderingen in deze procedure ten grondslag legt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter maakt de omstandigheid dat niet onwaarschijnlijk is dat er verschillen bestaan tussen de beoordelingskaders in beide procedures reeds dat FC Twente de gang naar de burgerlijke rechter moet kunnen maken. Maar ook als deze beoordelingskaders in grote lijnen gelijk zouden zijn, valt niet in te zien op grond van welke argumenten FC Twente eerst de interne procedure zou moeten volgen. Het Licentiereglement schrijft de beroepsprocedure in ieder geval niet dwingend voor.

Daar komt bij dat de KNVB wel heeft gesteld dat de beroepscommissie ernaar streeft zo spoedig mogelijk schriftelijk en gemotiveerd uitspraak te doen, maar dat het niet ondenkbaar is dat deze doelstelling niet wordt gehaald. Het kan bijvoorbeeld niet worden uitgesloten dat de beroepscommissie aanleiding zal zien personen te horen, hetgeen tot uitstel zal leiden.

Verder is van belang dat evenmin vaststaat dat de uitvoering van het besluit van de licentiecommissie als gevolg van het instellen van het beroep opgeschort zal worden. Ingevolge artikel 4 lid 14 van het Licentiereglement kan de beroepscommissie namelijk op zwaarwichtige gronden beslissen dat het beroep geen schorsende werking heeft.

4.8. Gelet op al het voorgaande, en mede in aanmerking genomen dat voldoende aannemelijk is dat FC Twente hangende het besluit in een moeilijke financiële situatie verkeert en een aanzienlijk belang heeft bij duidelijkheid op zeer korte termijn over de intrekking van de aan haar verstrekte licentie, is de voorzieningenrechter van oordeel dat sprake is van een bijzondere spoedeisendheid die met zich brengt dat van FC Twente niet kan worden verlangd dat zij eerst het resultaat van de interne beroepsprocedure afwacht alvorens een civiele procedure aanhangig te maken. De conclusie is dat FC Twente ontvankelijk is in haar vorderingen.

4.24 (...) Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter kan niet worden aangenomen dat de KNVB bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet tot deze maatregel heeft kunnen komen. Daartoe overweegt hij als volgt.

4.25. De mogelijkheid van het intrekken van de licentie volgt rechtstreeks uit artikel 12 in samenhang met artikel 2 van het Licentiereglement. Ook de verlening van een nieuwe licentie kan uit het reglement worden afgeleid. De licentiecommissie komt tot de onderhavige verlening door, zo begrijpt de voorzieningenrechter, een redelijke toepassing van het Licentiereglement en met overeenkomstige toepassing van artikel 7 van het Licentiereglement in de geest van de doelstelling van het licentiesysteem, mede gelet op de redelijkheid en billijkheid die een lid en de vereniging ingevolge artikel 2:8 BW jegens elkaar in acht moeten nemen.