Gepubliceerd op woensdag 26 mei 2010
IEF 8859
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

De uitleen van werken van beeldende kunst

Een nog niet ingevulde mogelijkheid na 14 jaar (invoering van het leenrecht in de auteurswet) alsnog ingevuld: Op 11 mei 2010 heeft de Voorzitter van de Stichting Onderhandelingen Leenrecht (StOL) een tarief vastgesteld voor de uitleen van beeldende kunst. Het tarief bedraagt € 1,50 per uitlening per kunstwerk en geldt met terugwerkende kracht sinds 1 januari 2010.

"Besluit van de voorzitter van de Stichting Onderhandelingen Leenvergoedingen (StOL) als bedoeld in artikel 11 lid, eerste lid, van de Statuten over het tarief kunstuitleen.

(…) 1. De voorzitter stelt vast dat de discussie over de hoogte van een billijke vergoeding voor de kunstuitleen een lange voorgeschiedenis kent. (…)

2. Gelet op de totstandkominggeschiedenis van de regeling van het leenrecht in de Auteurswet moet worden vastgesteld dat de uitleen van werken van beeldende kunst onder het leenrecht valt. De hoogte van de leenrechtvergoeding behoort op grond van artikel 15d Auteurswet te worden vastgesteld in de StOL. (…)

(…) 4 In de voorbije periode was er een brancheorganisatie voor de kunstuitleen, de FK. Om die reden is de representativiteiteis van artikel 15d Auteurswet in de praktijk zo uitgelegd dat de Vereniging van Openbare Bibliotheken (hierna: VOB) in de StOL alleen geacht wordt de belangen van de betalingsplichtige openbare bibliotheken te behartigen en dat de belangen van de betalingsplichtige kunstuitleen- en bemiddelingsinstellingen worden behartigd door de FK. (…)

5 De representativiteit aan de zijde van de betalingsplichtige instellingen is onder druk komen te staan doordat de FK heeft besloten zich met ingang van 1 januari 2010 op te heffen zonder dat er een andere organisatie is aangewezen of opgericht die kan worden beschouwd als een nieuwe representatieve belangenvereniging voor de branche van de kunstuitleen. Bij deze stand van zaken houdt de voorzitter de vertegenwoordigers van de VOB in het bestuur thans bevoegd om ook de belangen van de kunstuitleeninstellingen te behartigen. De voorzitter heeft zich daarbij rekenschap gegeven van de bijzondere positie van de VOB.

8 De voorzitter acht het echter in de gegeven situatie van belang om een tarief voor de kunstuitleen zo laag mogelijk vast te stellen en voor een beperkte periode. (…)."

Lees het volledige besluit hier.