Gepubliceerd op woensdag 23 september 2009
IEF 8206
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

De verende lip en de rib van de duwschoen

Vanderlande sorteerinrichtingRechtbank ’s-Gravenhage, 23 september 2009, HA ZA 08-3745, Vanderlande Industries Nederland B.V tegen Van Riet Handling Systems B.V.

Octrooirecht. EP’s m.b.t. sorteerinrichting (lopende band). Inbreukvordering toegewezen m.b.t. een van de twee in stelling gebrachte octrooien.

5.13. Het feit dat de sloffen van Van Riet aanliggen tegen de rode stootkussentjes, doet, anders dan Vanderlande meent, in dit verband niet ter zake. Het moge zo zijn dat de sorteerinrichting van Van Riet daardoor gecompliceerder wordt, terwijl een doel van EP 303 juist is om te voorzien in een simpele constructie. De toevoeging van een mogelijk complicerend element aan een sorteerinrichting die aan de kenmerken van EP 303 voldoet, sluit die sorteerinrichting echter niet uit van de beschermingsomvang van EP 303.

5.14. Ook het tweede verweer van Van Riet, te weten dat het deel van de drager waar de slof tegenaan ligt niet complementair aan de slof is gevormd, treft geen doel. Van Riet wijst er in dit verband op dat de slof in het midden een vernauwing heeft en daarom niet over de gehele lengte zonder speling aansluit op de drager. Echter, zoals Vanderlande terecht heeft aangevoerd, moet het vereiste van complementariteit worden uitgelegd in het licht van de functie van de slof, te weten het mogelijk maken dat de afduwschoen verschuift. Daarvoor is nodig dat de slof en drager complementair gevormd zijn, maar niet noodzakelijk is dat de drager over de gehele lengte zonder speling aanligt tegen de slof. Daarom moet worden aangenomen dat de gemiddelde vakman een dergelijke beperking, die niet uitdrukkelijk in conclusie 1 van EP 303 staat en evenmin volgt uit de beschrijving en tekeningen, ook niet in die conclusie zal lezen.

5.15. Daarnaast moet, anders dan Van Riet ten derde betoogt, worden aangenomen dat de sloffen in haar sorteerinrichting worden ondersteund door delen van de duwschoen. Niet in geschil is dat de duwschoen van Van Riet delen bevat die langs beide zijden van de draagplaat van de drager naar beneden steken. Van Riet meent echter dat niet die delen, maar een verbindingsplaat die de betreffende delen onder de draagplaat met elkaar verbindt, de sloffen ondersteunen. Dat betoog treft geen doel omdat het deel van de duwschoen dat Van Riet kwalificeert als verbindingsplaat op zijn beurt wordt ondersteund door de bedoelde delen. De delen ondersteunen de sloffen dus in ieder geval indirect en niet valt in te zien waarom de beschermingsomvang van conclusie 1 van EP 303 beperkt zou zijn tot een vorm van directe ondersteuning. Dat dit kenmerk niet zo beperkt moet worden uitgelegd wordt bovendien bevestigd door figuur 2 van het octrooischrift (zie de kopie van de figuur onder r.o. 2.7). Die figuur laat een uitvoeringsvorm zien waarin de sloffen mede worden ondersteund door een bodemplaat (93) die de delen (92) verbindt.

5.16. Ten slotte heeft Van Riet aangevoerd dat haar sorteerinrichting geen inbreuk maakt omdat het in conclusie 1 van EP 303 genoemde kenmerk “langs beide zijden van de dragerplaat naar beneden uitstekende delen” volgens haar behoort tot de stand van de techniek. Daarom zou, aldus Van Riet, de aanwezigheid van dat element in de sorteerinrichting “op zichzelf niet tot een inbreuk leiden”. Dat laatste is als zodanig niet onjuist, maar Vanderlande voert ook niet aan dat dit kenmerk op zichzelf tot inbreuk leidt. Voor een inbreuk volstaat uiteraard niet de aanwezigheid van één element van conclusie 1 van EP 303 (ongeacht of dat element bekend is uit de stand van de techniek). Vanderlande betoogt dat de sorteerinrichting van Van Riet aan alle elementen van de conclusie 1 van EP 303 voldoet. Op grond van het voorgaande moet worden geconcludeerd dat dit betoog slaagt.
 
(…) 5.24. Op grond van het voorgaande moet worden geconcludeerd dat EP 303 geldig is en dat de sorteerinrichting van Van Riet onder de beschermingsomvang van conclusie 1 van dit octrooi valt. Niet in geschil is dat Van Riet een van die sorteerinrichtingen in Nederland heeft ingezet voor promotionele en marketing doeleinden. Daarmee staat de inbreuk op EP 303 vast. De vorderingen zijn als zodanig niet weersproken en komen dus voor toewijzing in aanmerking op de wijze zoals hierna bepaald.

Lees het vonnis hier.