Gepubliceerd op donderdag 25 februari 2010
IEF 8616
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

De vergewissingsplicht

Rechtbank ’s-Gravenhage, 24 februari 2010, HA ZA 09-1261, Cassina S.P.A. tegen Van Roon B.V.

Auteursrecht. Le Corbusier meubelen. Schadevergoeding en proceskosten na onthoudingsverklaring. Toerekenbare schade i.v.m. vergewissingsplicht: gedaagde had niet mogen volstaan met het enkel aannemen dat de meubels niet auteursrechtelijk beschermd zouden zijn. Vorderingen afgewezen, nu gederfde winst en reputatieschade niet kunnen worden vastgesteld aan de hand van de door Cassina gehanteerde formule.

4.3. Van Roon heeft zulks bestreden. In dat verband heeft zij aangevoerd dat de meubels te koop werden aangeboden op een met naam en faam bekende meubelbeurs in Shanghai en dat zij geen enkele reden had om te veronderstellen dat de meubelmodellen auteursrechtelijk beschermd zijn. Dat verweer wordt verworpen. In het kader van haar vergewissingsplicht heeft Van Roon niet mogen volstaan met het enkel aannemen dat de meubels niet auteursrechtelijk beschermd zouden zijn. Als professional in de meubelbranche had zij immers dienen te begrijpen dat het in casu gaat een model, dat dus door iemand ontworpen en vervaardigd is en derhalve een auteursrechtelijke maker zal hebben. Zulks geldt te meer nu de meubels op een beurs in China te koop werden aangeboden, terwijl het een feit van algemene bekendheid is dat de rechten van intellectuele eigendom in dat land minst genomen niet altijd worden gerespecteerd. Van Roon heeft het risico van inbreuk op een auteursrechtelijk beschermd werk van een derde maker derhalve willens en wetens aanvaard en zij kan, indien, zoals hier, dat risico zich verwezenlijkt, zich er niet met succes op beroepen dat de inbreuk haar niet kan worden toegerekend.

4.4. Nu de inbreuk op het auteursrecht aan Van Roon kan worden toegerekend, is zij gehouden de door Cassina ten gevolge van de auteursrechtinbreuk geleden schade te vergoeden. (…)

4.7. Wat de gestelde schade ter zake afbreuk aan de reputatie en goede naam van Le Corbusier betreft, acht de rechtbank op zichzelf aannemelijk dat de waarde van de goodwill van Cassina en de exclusiviteit van het model LC02 door de verkoop van de namaakmeubels, die lager zijn geprijsd, enigszins, zij het, gelet op hetgeen Van Roon heeft aangevoerd, in beperkte mate, is aangetast. Cassina heeft de schadebegroting evenwel slechts in die zin onderbouwd dat zij via een ingewikkelde formule uitgaat van de gederfde winst en vervolgens de reputatieschade met die gederfde winst gelijkstelt. Wat daarvan ook zij, nu de gederfde winst, zoals in het vorenstaande is overwogen, aan de hand van de door Cassina gehanteerde formule niet kan worden vastgesteld, deelt de reputatieschade daarvan het lot, zodat de vordering van Cassina ook in die zin niet voor toewijzing in aanmerking komt.

Lees het vonnis hier.