Gepubliceerd op maandag 25 september 2017
IEF 17127
HvJ EU ||
20 sep 2017
HvJ EU 20 sep 2017, IEF 17127; ECLI:EU:C:2017:702 (The Thea Board tegen Delta Lingerie), https://ie-forum.nl/artikelen/de-wezenlijke-functie-van-een-collectief-uniemerk-is-niet-bedoeld-om-waren-te-onderscheiden-op-geogr

De wezenlijke functie van een collectief Uniemerk is niet bedoeld om waren te onderscheiden op geografische oorsprong, maar zich te onderscheiden van andere ondernemingen

HvJ EU 20 september 2017, IEF 17127; IEFbe 2349; ECLI:EU:C:2017:702; C-673/15 (The Tea Board tegen EUIPO/Delta Lingerie) Uniemerk. Delta Lingerie heeft Uniemerkaanvragen ingediend voor het beeldteken 'Darjeeling' voor o.a. lingerie. Oppositie is ingesteld door The Tea Board, gebaseerd op het oudere Uniewoordmerk DARJEELING, ingeschreven in de klasse thee. Het Gerecht heeft geen blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de wezenlijke functie van een collectief Uniemerk erin bestaat de waren of diensten van de vereniging die merkhouder is te onderscheiden van die van andere ondernemingen, en niet deze waren te onderscheiden op basis van de geografische oorsprong ervan. Evenmin heeft het Gerecht blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat wanneer de conflicterende tekens enerzijds collectieve merken en anderzijds individuele merken zijn, de mogelijkheid dat het publiek kan aannemen dat de waren en diensten dezelfde plaats van herkomst hebben, geen relevante factor kan zijn om aan te tonen dat deze dezelfde of soortgelijk zijn. Niet valt uit te sluiten dat uit een gebied waarvan de geografische benaming als collectief Uniemerk is ingeschreven verschillende grondstoffen kunnen komen die worden gebruikt voor de vervaardiging van verschillende waren. Het Gerecht heeft juist vastgesteld dat de consument van de Darjeeling-thee niet zou kunnen aannemen dat de waren en diensten van Delta Lingerie uit het Darjeelinggebied afkomstig zijn. Ook zouden zij niet kunnen worden aangetrokken door de positieve waarden en eigenschappen door het Darjeelinggebied, aangezien de producten van Delta Lingerie geen uniek verband hebben met het Darjeelinggebied, welke de thee wel heeft. Er wordt geen ongerechtvaardigd voordeel getrokken uit de reputatie van het oudere merk. 

60      Een onder artikel 66, lid 2, van verordening nr. 207/2009 vallend collectief Uniemerk gaat niet voorbij aan een dergelijk doel van algemeen belang, aangezien, ten eerste, een dergelijk merk overeenkomstig de laatste zin van dit lid 2 de merkhouder niet toestaat een derde te verbieden om in het economische verkeer deze tekens of aanduidingen te gebruiken, voor zover er sprake is van gebruik volgens de eerlijke gebruiken in nijverheid en handel en, ten tweede, artikel 67, lid 2, van deze verordening vereist dat het reglement van een in artikel 66, lid 2, bedoeld merk het lidmaatschap van de vereniging die houder is van dat merk openstelt voor eenieder wiens waren uit het betrokken geografische gebied afkomstig zijn.

61      In de derde plaats kan The Tea Board ter ondersteuning van haar stelling geen argument ontlenen aan artikel 13, lid 1, onder c) en d), van verordening nr. 1151/2012, en evenmin aan artikel 22 van de TRIPs-overeenkomst, die betrekking hebben op de bescherming van beschermde geografische aanduidingen. 

62      Dienaangaande kan worden volstaan met de vaststelling dat deze geografische aanduidingen enerzijds, en collectieve Uniemerken die bestaan uit tekens of aanduidingen die in de handel kunnen wijzen op de plaats van herkomst van de waren of diensten anderzijds, tekens zijn die onder verschillende juridische regimes vallen en verschillende doelstellingen nastreven. Zo is, terwijl het Uniemerk overeenkomstig artikel 4 van verordening nr. 207/2009 een teken is dat de commerciële herkomst van waren of diensten kan onderscheiden, een geografische aanduiding overeenkomstig artikel 5, lid 2, van verordening nr. 1151/2012 een naam die een product aanduidt dat afkomstig is uit een bepaald geografisch gebied, waarvan een kwaliteit, de faam of een ander kenmerk hoofdzakelijk aan de geografische oorsprong ervan is toe te schrijven, en waarvan ten minste één van de productiestadia plaatsvindt in het afgebakende geografische gebied.

63      Gelet op de voorgaande overwegingen heeft het Gerecht geen blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door in de punten 41 tot en met 43 van de bestreden arresten te oordelen dat de wezenlijke functie van een collectief Uniemerk erin bestaat de waren of diensten van de leden van de vereniging die merkhouder is te onderscheiden van die van andere ondernemingen, en niet deze waren te onderscheiden op basis van de geografische oorsprong ervan.

64      Daaruit volgt dat het Gerecht evenmin blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door in de punten 49 en 51 tot en met 53 van die arresten in wezen te oordelen dat, in het kader van de toepassing van artikel 8, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009, wanneer de conflicterende tekens enerzijds collectieve merken en anderzijds individuele merken zijn, de mogelijkheid dat het publiek kan aannemen dat de waren en diensten waarop de conflicterende tekens betrekking hebben dezelfde plaats van herkomst hebben, geen relevante factor kan zijn om aan te tonen dat deze dezelfde zijn of soortgelijk.

65      Zoals het Gerecht in punt 52 van de bestreden arresten heeft gesteld, kan immers een zeer ruime waaier van waren en diensten worden geproduceerd of verricht in hetzelfde geografische gebied. Evenzo valt niet uit te sluiten dat uit een gebied waarvan de geografische benaming als collectief Uniemerk is ingeschreven krachtens artikel 66, lid 2, van verordening nr. 207/2009, verschillende grondstoffen komen die kunnen worden gebruikt voor de vervaardiging van verschillende en diverse waren. 

66      Wat ten slotte de beweerde onjuiste rechtsopvatting betreft waarvan het Gerecht in punt 60 van de bestreden arresten blijk zou hebben gegeven, kan worden volstaan met de opmerking dat dit een punt ten overvloede betreft, aangezien het Gerecht in de punten 56 tot en met 59 van de bestreden arresten in wezen en op goede gronden – zoals blijkt uit de punten 43 tot en met 63 van het onderhavige arrest – reeds heeft geoordeeld dat artikel 8, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009 in casu niet van toepassing was, aangezien niet was voldaan aan een van de voorwaarden voor de toepassing ervan. De grief van The Tea Board tegen dit punt is bijgevolg niet ter zake dienend en moet worden afgewezen (zie in die zin arrest van 19 april 2007, BHIM/Celltech, C‑273/05 P, EU:C:2007:224, punten 56 en 57).

66      Wat ten slotte de beweerde onjuiste rechtsopvatting betreft waarvan het Gerecht in punt 60 van de bestreden arresten blijk zou hebben gegeven, kan worden volstaan met de opmerking dat dit een punt ten overvloede betreft, aangezien het Gerecht in de punten 56 tot en met 59 van de bestreden arresten in wezen en op goede gronden – zoals blijkt uit de punten 43 tot en met 63 van het onderhavige arrest – reeds heeft geoordeeld dat artikel 8, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009 in casu niet van toepassing was, aangezien niet was voldaan aan een van de voorwaarden voor de toepassing ervan. De grief van The Tea Board tegen dit punt is bijgevolg niet ter zake dienend en moet worden afgewezen (zie in die zin arrest van 19 april 2007, BHIM/Celltech, C‑273/05 P, EU:C:2007:224, punten 56 en 57).

67      Uit alle voorgaande overwegingen volgt dat het eerste middel moet worden afgewezen.

86      Opgemerkt zij in de eerste plaats, aangaande de in artikel 8, lid 5, van verordening nr. 207/2009 bedoelde gevaren voor inbreuk, dat het Gerecht er in punt 94 van de bestreden arresten aan heeft herinnerd dat deze bepaling drie verschillende soorten gevaren betreft, namelijk dat door het gebruik zonder geldige reden van het aangevraagde merk, ten eerste, afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen van het oudere merk, ten tweede, afbreuk wordt gedaan aan de reputatie van het oudere merk of, ten derde, ongerechtvaardigd voordeel kan worden getrokken uit het onderscheidend vermogen of de reputatie van het oudere merk. 

87      In de bestreden arresten heeft het Gerecht elk in het vorige punt van het onderhavige arrest bedoeld gevaar voor inbreuk afzonderlijk onderzocht. Wat allereerst de afbreuk aan het onderscheidend vermogen van de oudere merken betreft, heeft het Gerecht in de punten 107 en 111 van de bestreden arresten met name geoordeeld, ten eerste, dat gelet op het volledige ontbreken van soortgelijkheid van de door de conflicterende tekens aangeduide waren en diensten, het door The Tea Board aangevoerde gevaar volkomen hypothetisch leek en, ten tweede, dat het weinig waarschijnlijk was dat het relevante publiek ertoe kon worden gebracht aan te nemen dat de door de aangevraagde merken aangeduide waren en diensten afkomstig zijn uit het Darjeelinggebied.

88      Wat vervolgens de afbreuk aan de reputatie van de oudere merken betreft, heeft het Gerecht in punt 120 van de bestreden arresten aangegeven dat de hypothetische aard van een gevaar voor vermindering van de aantrekkingskracht van de oudere merken wordt versterkt door het bestaande unieke verband tussen het Darjeelinggebied en de categorie van waren waarop de oudere merken betrekking hebben en door het ontbreken van een dergelijk verband tussen de door de aangevraagde merken aangeduide waren en diensten en dat gebied. 

89      Wat ten slotte het voordeel betreft dat ongerechtvaardigd wordt getrokken uit het onderscheidend vermogen of de reputatie van de oudere merken, heeft het Gerecht in punt 141 van de bestreden arresten geoordeeld dat niets belet dat het publiek waarop de aangevraagde merken zich richten, kan worden aangetrokken door de overdracht, op de aangevraagde merken, van de waarden en positieve eigenschappen die verband houden met dat gebied.

93      Het Gerecht heeft zich dus niet tegengesproken door, enerzijds, vast te stellen dat de consument van de door de oudere merken aangeduide waar, in casu thee, niet zou kunnen aannemen dat de waren en diensten waarop de door Delta Lingerie aangevraagde merken betrekking hebben, uit het Darjeelinggebied afkomstig zijn en, anderzijds, te overwegen dat de consument van de waren en diensten waarop de door Delta Lingerie aangevraagde merken betrekking hebben, kan worden aangetrokken door de positieve waarden en eigenschappen die verband houden met dat gebied.