Gepubliceerd op donderdag 28 juni 2018
IEF 17794
Hof Amsterdam ||
12 jun 2018
Hof Amsterdam 12 jun 2018, IEF 17794; ECLI:NL:GHAMS:2018:1943 (Handelsnaam X), https://ie-forum.nl/artikelen/dezelfde-handelsnaam-voor-brasserie-binnen-5-kilometer-is-schending-non-concurrentiebeding

Dezelfde handelsnaam voor brasserie binnen 5 kilometer is schending non-concurrentiebeding

Hof Amsterdam 12 juni 2018, IEF 17794; ECLI:NL:GHAMS:2018:1943 (Handelsnaam X) Tussenarrest. In maart 2012 is Appellant in dienst getreden bij Geïntimeerde in brasserie X in Amsterdam-Noord. Enkele maanden later zijn de partijen in onderhandelingen getreden over de koop van X door Appellant. Uiteindelijk is in september 2013 de koopovereenkomst gesloten, inclusief een non-concurrentiebeding. In 2013 en 2014 schreef Geïntimeerde respectievelijk brasserie X in Zaandam en brasserie X in Amsterdam-Oost in bij de KvK. Blijkens Google Maps bedraagt de afstand tussen brasserie X te Amsterdam Noord en brasserie X te Amsterdam-Oost 4,63 kilometer. Het beroep van Appellant op dwaling wordt afgewezen, omdat in het licht van het non-concurrentiebeding Geïntimeerde niet had hoeven meedelen dat zij voornemens was een X-vestiging te openen binnen een straal van 5 kilometer. Het staat vast dat Geïntimeerde het non-concurrentiebeding heeft geschonden. Beroep op de contractuele verboden is niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Partijen worden in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de hoogte van de contractuele boete. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.4 Het hof kan [appellant] in zoverre volgen in zijn betoog, dat partijen het kennelijk in zijn belang achtten dat er niet binnen een straal van 5 kilometer een andere [X] vestiging zou worden geopend. De koopovereenkomst bevat althans in artikel 12 een daarop betrekking hebbend non-concurrentiebeding. Juist echter in het licht van dat beding kan het hof [appellant] niet volgen in zijn opvatting dat [geïntimeerde] had moeten meedelen dat zij voornemens was binnen een straal van 5 kilometer een [X] -vestiging te openen; het beding strekt er immers eenvoudigweg toe te voorkomen dat zij dat doet, op straffe van verbeurte van een boete en dwangsommen. Het primaire beroep op dwaling is daarom onvoldoende begrijpelijk toegelicht. Dat geldt temeer voor het - verder niet toegelichte - subsidiaire beroep op wederzijdse dwaling. Grief 1 faalt daarom. De primaire vordering van [appellant] zal worden afgewezen.

3.6 [appellant] is naar het oordeel van het hof terecht opgekomen tegen de overweging van de rechtbank dat hij wist dat [geïntimeerde], die ook [X] Zaandam exploiteerde, nog een zaak wilde openen en dat daarom voor de hand lag dat [geïntimeerde] de andere nog te openen zaak ook onder de naam [X] zou voeren.

3.6.1 […] Het hof acht dan ook, anders dan de rechtbank, het beroep van [appellant] op de contractuele verboden niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, ook niet indien juist is dat [appellant] eerst naar aanleiding van het starten door [geïntimeerde] van de onderhavige procedure bezwaar is gaan maken tegen het gebruik door [geïntimeerde] van de naam [X] met betrekking tot [X] Oost.

3.7.1 Bij een zodanige uitleg van het standpunt van [geïntimeerde] zal het hof hebben te oordelen of aan de in artikel 6:94 lid 1 BW neergelegde maatstaf voor matiging van een contractuele boete is voldaan en zo ja, tot welk bedrag de gevorderde boete gematigd dient te worden. Het hof zal, alvorens te beslissen, [appellant] in de gelegenheid stellen zich over dit een en ander bij akte uit te laten, aangezien het beroep op matiging kennelijk door hem niet is onderkend. [geïntimeerde] mag bij antwoordakte reageren, nu het hof het debat over dit onderwerp nog onvoldragen acht.