Gebruik handelsnaam niet bewezen: vorderingen afgewezen

Rb. Zeeland-West-Brabant 19 februari 2025, IEF 22792; ECLI:NL:RBZWB:2025:3740 (eisende partij B.V. tegen gedaagde partij] B.V.). In deze zaak eist een schilderbedrijf dat een interieurbedrijf stopt met het gebruiken van haar handelsnaam. De twee bedrijven werkten eerder samen, maar die samenwerking is in 2020 beëindigd. Sindsdien zou het interieurbedrijf de handelsnaam van het schilderbedrijf blijven gebruiken, waaronder op zijn website. Volgens eiser leidt dit tot verwarring bij klanten en schade in de vorm van gederfde winst. De kantonrechter oordeelt dat niet is aangetoond dat er nog sprake is van het gebruik van de handelsnaam. De overgelegde printscreens bevatten geen herleidbare datum of bron. Ook staat niet vast dat het handelsnaamgebruik na de sommatie van november 2023 is voortgezet. Gedaagde heeft dat gemotiveerd betwist, en eiseres heeft haar stelling daarover onvoldoende onderbouwd. Daarom wordt niet aangenomen dat het interieurbedrijf op dit moment nog inbreuk maakt. De vordering tot staking van de handelsnaam en de gevorderde dwangsom worden daarom afgewezen. Ook de schadevergoeding wordt niet toegekend, omdat de gestelde schade niet is onderbouwd. De omvang van het gevorderde bedrag is niet toegelicht, en er zijn geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat klanten daadwerkelijk zijn afgehaakt of zijn overgestapt. Verder is niet beoordeeld of er sprake is van schending van het auteursrecht op de foto’s, omdat daaraan in de procedure geen rechtsgevolgen zijn verbonden. Alle vorderingen worden afgewezen. De proceskosten komen voor rekening van eiser, en worden begroot op € 947,00.