Gepubliceerd op maandag 25 juli 2016
IEF 16142
Hof Den Haag ||
19 jul 2016
Hof Den Haag 19 jul 2016, IEF 16142; ECLI:NL:GHDHA:2016:2225 (Dow Chemical c.s. tegen Organik), https://ie-forum.nl/artikelen/documentinzage-weegt-zwaarder-dan-bescherming-van-bedrijfsgeheim-opaque-emulsiepolymeer

Documentinzage weegt zwaarder dan bescherming van bedrijfsgeheim opaque emulsiepolymeer

Hof Den Haag 19 juli 2016, IEF 16142; ECLI:NL:GHDHA:2016:2225 (Dow Chemical c.s. tegen Organik)
Bedrijfsgeheim. In mei 2013 is Dow bij de U.S. International Trade Commission (ITC) tegen (één of meer vennootschappen uit de groep van) Organik een octrooi-inbreukprocedure gestart met betrekking tot het importeren in de Verenigde Staten van Organiks opaque emulsiepolymeer ORGAWHITE 2000. De eerste generatie opaque polymeren van R&H heeft marktintroductie onder de merknaam ROPAQUE. Vordering tot inzage in documenten krachtens artikel 843a Rv; met door het hof aangebrachte beperking is de vordering voldoende bepaald bij een onrechtmatige daad. Voor zover het productieproces van Organik wel overeenstemt met de bedrijfsgeheimen van Dow, dient het belang van Dow bij inzage zwaarder te wegen dan het belang van Organik bij de geheimhouding van haar productieproces. Dat Dow de gelegenheid krijgt om haar bedrijfsgeheimen na het arrest nader te specificeren, is in strijd met 6 EVRM.

4.44. Op zich heeft Organik terecht opgemerkt dat het enkele verkrijgen van de bedrijfsgeheimen niet onrechtmatig is. Uit artikel 39 TRIPS blijkt dat er sprake is van onrechtmatig handelen als de bedrijfsgeheimen zijn verkregen ‘op een wijze die strijdig is met eerlijke handelsgebruiken’, waaronder begrepen verwerving van bedrijfsgeheimen door partijen die wisten, of ernstig nalatig waren doordat zij niet wisten, dat bij de verwerving gebruik werd gemaakt van met de eerlijke handelsgebruiken strijdige praktijken, zoals contractbreuk. Naar het oordeel van het hof bestaat het redelijk vermoeden dat in dit geval aan die voorwaarde is voldaan. Gelet op het voorgaande is aannemelijk dat [werknemer 3] en/of [werknemer 2] de bedrijfsgeheimen hebben verstrekt aan Organik. Ook is aannemelijk dat die verstrekking in strijd is met de arbeidsovereenkomsten die [werknemer 3] en [werknemer 2] hadden met R&H-vennootschappen. Dow heeft dat onweersproken gesteld onder overlegging van de betreffende overeenkomsten (productie 9 van Dow). Nu het hof ervan uitgaat dat het in de emulsiepolymeerindustrie een gevestigde praktijk is om recepten en productie-instructies geheim te houden (zie hiervoor r.o. 4.26), is ook voldoende aannemelijk dat Organik wist van die contractuele geheimhoudingsverplichtingen en wist dat het verstrekken van bedrijfsgeheimen daarmee strijdig was, althans dat Organik ernstig nalatig was als zij een en ander niet wist. Dat Organik niet op de hoogte was van de precieze inhoud van de arbeidsovereenkomst, sluit dat – anders dan Organik suggereert – niet uit.

gebruik bedrijfsgeheimen voor non-opaque emulsiepolymeren
4.52. Dow heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat Organik de bedrijfsgeheimen voor non-opaque producten van Dow heeft gebruikt. Daarbij staat voorop dat Dow voor de 90 non-opaque emulsiepolymeren van Organik die Dow in dit kader noemt, anders dan voor de opaque emulsiepolymeren, niet analyses heeft overgelegd waaruit kan blijken dat eigenschappen van de producten van Organik overeenstemmen met eigenschappen van non-opaque polymeren van Dow.

4.56. Ten slotte heeft Dow ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een reële dreiging dat Organik haar bedrijfsgeheimen alsnog zal gaan toepassen. Ervan uitgaande dat Organik de geheimen al sinds 2008 in bezit heeft, zoals Dow stelt, en tot op heden nog niet heeft gebruikt voor de non-opaque producten, valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien waarom Organik daar alsnog toe over zal gaan.

conclusie
4.59. Het oordeel dat Dow onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat Organik bedrijfsgeheimen van Dow met betrekking tot non-opaque emulsiepolymeren heeft gebruikt voor haar non-opaque emulsiepolymeren, brengt niet alleen mee dat in zoverre de gestelde schending van bedrijfsgeheimen niet aannemelijk is, maar ook dat in zoverre het gestelde profiteren van wanprestatie niet aannemelijk is. Het beroep van Dow op die tweede grondslag kan Dow dus niet baten. De subsidiaire inzagevordering (zoals beschreven in r.o. 4.10) moet dus worden afgewezen voor zover die betrekking heeft op documenten over het productieproces van de non-opaque emulsiepolymeren van Organik.

4.73. Voor zover het productieproces van Organik wel overeenstemt met de bedrijfsgeheimen van Dow, dient het belang van Dow bij inzage om de volgende redenen zwaarder te wegen dan het belang van Organik bij de geheimhouding van haar productieproces. Ten eerste ondersteunt de overeenstemming tussen het productieproces en de bedrijfsgeheimen het vermoeden dat Organik haar productieproces heeft ontleend aan bedrijfsgeheimen van Dow. Organik heeft geen legitiem belang bij de bescherming van de vertrouwelijkheid van haar productieproces voor zover dat is ontleend aan bedrijfsgeheimen van Dow. Ten tweede veronderstelt de overeenstemming dat de kennis over de productiewijze al bekend is bij Dow. Ook als Organik het overeenstemmende productieproces zou hebben ontwikkeld zonder kennis van de bedrijfsgeheimen, weegt het belang van Organik bij geheimhouding daarvan ten opzichte van Dow daarom minder zwaar.

4.75. Dat Dow de gelegenheid krijgt om haar bedrijfsgeheimen na het arrest nader te specificeren, is – anders dan Organik heeft gesuggereerd – niet strijdig met het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces. De nadere specificatie ligt namelijk niet ten grondslag aan de beslissing om inzage te verlenen. Zoals hiervoor is vastgesteld is zonder die nadere specificatie voldoende aannemelijk dat Dow bedrijfsgeheimen heeft en dat Organik die heeft geschonden. Dat oordeel is louter gebaseerd op door Dow in deze procedure aangevoerde stellingen en bewijsmiddelen waarover Organik zich heeft kunnen uitlaten. De nadere specificatie wordt slechts gebruikt om zoveel mogelijk te voorkomen dat in het kader van de uitvoering van de inzage vertrouwelijke informatie van Organik aan Dow wordt prijsgegeven.