Gepubliceerd op woensdag 20 juni 2007
IEF 4213
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Draaien en Schenken

t&p.gifGvEA 12 juni 2007, T-190/05. The Sherwin-Williams Company tegen het OHIM.
 
Wel gemeld, nog niet besproken. Weigering Gemeenschapsmerkaanvraag voor woordmerk TWIST & POUR, ingeschreven voor plastic houders voor het opslaan en uitgieten van vloeibare verf. Geen onderscheidend vermogen, beschrijving kenmerk van de waren.

De Gemeenschapsmerkaanvraag voor het woordmerk TWIST & POUR voor waren in klasse 21 (Draagbare plastic houders verkocht als integraal onderdeel van vloeibare verf met een inrichting voor het opslaan en uitgieten ervan). wordt geweigerd door het OHIM, omdat het mening is dat het betreffende teken niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 7 lid 1 sub b GMVO. Het GvEA komt eveneens tot het oordeel dat het teken TWIST & POUR elk onderscheidend vermogen mist en de inschrijving terecht is geweigerd.

Volgens Sherwin Williams heeft de kamer van beroep blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat TWIST & POUR onderscheidend vermogen mist in de zin van artikel 7 lid 1 sub b omdat dit teken de betrokken waren zou beschrijven. Dit criterium is naar mening van Sherwin Williams alleen relevant in het kader van artikel 7 lid 1 sub c. Het GvEA wijst er echter nog eens op dat – hoewel de in artikel 7 lid 1 genoemde weigeringsgronden onafhankelijk van elkaar zijn, en elk een afzonderlijk onderzoek vereisen – er wel degelijk een duidelijke overlapping bestaat tussen de werkingssfeer van deze gronden. Bovendien mist volgens vaste rechtspraak met name een woordmerk dat kenmerken van de waren of diensten beschrijft in de zin van artikel 7 lid 1 sub c elk onderscheidend vermogen voor deze waren of diensten in de zin van artikel 7 lid 1 sub b.

Het GvEA maakt tevens korte metten met de stelling van Sherwin Williams dat TWIST & POUR niet een kenmerk van de betrokken waren zou beschrijven, maar slechts een zinspeling of suggestie zou bevatten. Het woordteken beschrijft immers rechtstreeks de handeling die wordt verricht met name om een pot met dop te openen, die moet worden opengedraaid alvorens de vloeibare inhoud eruit te kunnen gieten, aldus het GvEA. Ook het argument dat deze beschrijving slechts een bijkomstig kenmerk van de waren beschrijft kan Sherwin Williams niet baten, omdat het volgens bestaande rechtspraak niet relevant is of de kenmerken van de waren of diensten die kunnen worden beschreven commercieel essentieel dan wel bijkomstig zijn.

Lees het arrest hier.