Gepubliceerd op dinsdag 1 augustus 2006
IEF 2423
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Drie in één

Prof. mr. P.B. Hugenholtz, Eén noot  bij drie arresten, in Nederlandse Jurisprudentie, aflevering 30, 29 juli 2006. 

NJ 2006, 374, (HvJ EG, C-245/00, 6 februari 2003, SENA - NOS),  NJ 2006, 375, (HR, 28 mei 2004, SENA – NOS),  NJ 2006, 376, (HR 2006,376, 28 november 2003, SENA – Vereniging Nederlandse Kabelkrant Pers).

Helder betoog over billijke vergoedingen en bewijslastverdeling. Een paar citaten:

“Zoals DWFV al voorspelde, heeft het HvJ weinig, trek in deze hete aardappel Weliswaar wordt dapper vooropgesteld dat het begrip billijke vergoeding: een autonome gemeenschapsrechtelijke bepaling is, die binnen de EG. uniform. moet worden uitgelegd (to. 22-24), maar vervolgens  wordt deze pieper snel teruggelegd op het bordje van de lidstaten.

'Bij gebreke ‘aan een communautaire definitie van het begrip billijke vergoeding is er evenwel geen enkele objectieve: reden voor de vaststelling van precieze methodes ter bepaling van een uniforme billijke vergoeding door de gemeenschapsrechter, waardoor het Hof zich 000dzakeljkerwijs. in de plaats zou moeten stellen van de lidstaten; waaraan richtlijn 92/100 geen enkel bijzonder criterium oplegt […]. Het staat dus uitsluitend aan de lidstaten om op hun grondgebied de meest relevante criteria, vast te stellen om er binnen de door het gemeenschapsrecht en in het bijzonder richtlijn 92/100 gestelde grenzen voor te zorgen dat dit communautaire begrip wordt geëerbiedigd’ (ro, 34)."

 “Gelukkig laat het HvJ de nationale wetgever c.q.. rechter niet hélemaal in de steek ‘De enige rol die het Hof in een dergelijke situatie in het kader van een bij hem aanhangig geding kan spelen, is de lidstaten verzoeken op het grondgebied van de Gemeenschap het begrip billijke vergoeding (…)”
 
“Het vaststellen van een billijke vergoeding vergt dus een belangenafweging tussen rechthebbenden en gebruikers. Het Hof voegt daar aan toe dat de billijkheid ‘met name moet worden beoordeeld tegen de achtergrond van de waarde van dit gebruik in het handelsverkeer’ (ro. 37).”

“Opvallend is dat het HvJ de door de HR geformuleerde vragen niet echt beantwoordt, maar zich rechtstreeks uitspreekt over de door het Haagse hof ontwikkelde criteria (Seignette, AMI 2003, p. 118). Daardoor blijft onbeantwoord de belangrijke vraag of de tijdens de totstandkoming van de WNR gewekte verwachtingen een rol mochten spelen bij het bepalen van de vergoeding."

"Ook al lijkt het HvJ grosso modo positief te staan tegenover het Haagse berekeningsmodel, toch casseert de HR. Daartoe geadviseerd door AG Verkade, constateert de HR dat het hof de door het HvJ geformuleerde evenwichtsregel niet (kenbaar) heeft toegepast, en in het bijzonder heeft verzuimd de waarde van het gebruik in het handelsverkeer als uitgangspunt te nemen in plaats van het door het hof tot norm verheven bedrag dat de NOS eertijds aan de NVPI betaalde (ro. 2.8)."

"Tot een nieuw arrest van het Haagse hof is het echter niet meer gekomen. Partijen hebben naar verluidt een schikking bereikt (…).”

"Wat resteert is de conclusie dat de communautaire of nationale wetgever er in de toekomst verstandig aan doet het begrip ‘billijke vergoeding’ materiele invulling te geven. In zijn noot onder NJ 2001, 569 noemde DWFV de bepaling van de billijke vergoeding een ‘collegevoorbeeld’ van zaken die door de wetgever bij gebrek aan politieke besluitkracht aan de rechter waren overgelaten (evenals abortus, euthanasie en staking).”

“Inderdaad, ook ‘de politiek’ brandt zich liever niet aan hete aardappels. De huidige crisis over de thuiskopievergoeding illustreert dit. 

“Tot slot een enkele opmerking over de zaak SENA-NKP. Inzet van die procedure was de billijke vergoeding die exploitanten van kabelkranten aan SENA verschuldigd zijn.”

“SENA vertegenwoordigt dus niet het gehele wereldrepertoire, zoals BUMA dat voor wat betreft het auteursrecht wel doet. In (sprong)cassatie worden tegen het berekeningsmodel allerlei middelen gericht die door de HR echter met een beroep op art. 81 RO worden afgedaan, zonder daarbij recht te doen aan de uitvoerige en lezenswaardige conclusie van de A-G Verkade. Van praktisch belanggebruikte ‘Rome-muziek’. Rust deze op (geld)eiser SENA, zoals de rechtbank heeft gem,eend, of o is vooral de vraag op wie de bewijslast rust van het percentage door de kbelkranten p d ekabelkranten die beschikken over de ‘playlists’? Deze kwestie raakte de kern van het collectieve rechtenbeheer.  

(..) Uit de door de A-G in kaart gebrachte wetsgeschiedenis blijkt echter dat bewijsproblemen door de wetgever onder ogen zijn gezien zonder dat dit heeft geleid heeft tot een wettelijke omkering van de bewijslast. Wie stelt bewijst, ook als men SENA heet, zo mogen we de HR wel samenvatten.”

Neem hier een abonnement op de NJ.