Gepubliceerd op dinsdag 24 april 2012
IEF 11220
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Een pudding is bedoeld omgekeerd en uitgestort te worden

Gerechtshof Arnhem 24 april 2012, LJN BW3655, zaaknr. 200.092.177 (FrieslandCampina tegen De Natuurhoeve)

Uitspraak ingezonden door Maarten Haak, Hoogenraad & Haak advocaten.

In't kort: Vervolg op het vonnis van 6 juli 2011, zie IEF 9895. Ook in hoger beroep zijn de vorderingen van FrieslandCampina (vormmerk, slaafse nabootsing) afgewezen. De consument die deze vorm in de winkel aantreft zal dus in de eerste plaats aan pudding denken, al dient zij tot verpakking. Hij zal de vorm associëren met de aard van de waar.

 

Aard van de waar
4.7. Afgezien van de voorstelling van dieren (een vis of beer) bestaat de puddingvorm vanouds uit taps toelopende ronde verticale ribbels (bogen). Dat geldt zelfs voor de door FrieslandCampina c.s. getoonde boogvormige (rijst-)puddingen van AH en La Laitière. Als regel representeert deze traditionele vorm de waar pudding, terwijl het begrip pudding veelal geassocieerd wordt met deze vorm. Het hof merkt hierbij op dat pudding zoals die door partijen op de markt wordt gebracht zich onderscheid van andere kant en klare nagerechten op zuivelbasis, doordat die andere nagerechten veelal uit een bak worden geschept of gegoten zodat de verpakkingen daarvan glad zijn, terwijl een pudding bedoeld is omgekeerd en uitgestort te worden en dan zonder hulpmiddelen kan blijven `staan`.

Bij uit te scheppen producten is een ribbelvorm hinderlijk en verdient een gladde vorm de voorkeur; bij uit te storten puddingen is een gladde vorm niet noodzakelijk en bevordert de ribbelvorm juist het rechtstandig uitstorten van de pudding. De consument die deze vorm, al dient zij tot verpakking, in de winkel aantreft zal dus in de eerste plaats aan pudding denken; hij zal de vorm associëren met de aard van de waar. Als gevolg hiervan komt aan de specifieke vorm van de gecombineerde beeld- en vormmerken van FrieslandCampina c.s., die naar het oordeel van het hof niet significant afwijkt van de traditionele puddingvorm, mede in het licht van artikel 2.1 lid 2 BVIE niet of nauwelijks onderscheidend vermogen toe. Veelzeggend in dit verband dat de vragenlijst behorend bij het marktonderzoek door Metrix Lab opent met de inleiding: "U hebt zojuist een foto van een puddingverpakking gezien."

4.10 Tegen het oordeel dat geen sprake is van directe of indirecte verwarring dan wel associatie hebben FrieslandCampina c.s. grief 5 gericht.
Het hof onderschrijft echter het hiervoor geciteerde oordeel van de voorzieningenrechter. Aannemelijk is dat de respondenten de hen integraal dan wel na verwijdering van de beeldmerken getoonde verpakkingen van AH, Lidl en C1000 (de afbeeldingen onder 3.4) dan wel van het droomdessert op basis van de vraagsteling onder 8 in de eerste plaats op basis van de bogen en de door de verpakking heen zichtbare geelachtige inhoud associëren met kant-en-klare pudding, aan welk product zij dan de langjarige marktleider van dergelijke puddingproducten in Nederland Mona koppelen. Daarmee is echter nog geenszins aannemelijk geworden dat bij de respondenten of het publiek verwarring kan ontstaan door een overeenstemming met de beide gedeponeerde merken onder 3.2 (dus niet beperkt tot de driedimensionele bestanddelen ervan).
Grief 5 faalt daarom.

4.11 Met de voorzieningenrechter oordeelt het hof evenmin aannemelijk dat indirecte verwarring kan ontstaan. De verpakkingen zoals gedeponeerd en ingeschreven door FrieslandCampina c.s. en de door De Natuurhoeve op de markt gebracht verpakkingen bieden immers uiteenlopende totaalindrukken.
De grieven 2 en 3 mislukken.

Lees het arrest hier (zaaknr. 200.092.177 en LJN BW3655).

Op andere blogs:
Merkwaardigheden (Nagerecht naar gerecht):

Het Hof Arnhem heeft specifiek nog gevraagd waarom FrieslandCampina niet sec de vorm heeft geregistreerd en het antwoord was dat het Benelux Bureau het merk zou weigeren wegens afwezigheid van inburgering in België en Luxemburg. FrieslandCampina erkent volgens het arrest de afwezigheid maar is het niet eens met de weigeringsgrond (ons inziens het ontbreken van onderscheidend vermogen).