Gepubliceerd op donderdag 15 maart 2012
IEF 11058
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Een transparantere en eerlijkere praktijk voor de amateurtheatergezelschappen

Kantonrechter Rechtbank 's-Gravenhage 14 maart 2012, Rolnr. 1108146 RL EXPL 11-29197 (Stichting Bredero tegen Nederlandse Vereniging voor Amateurtoneel)

Uitspraak en finaal commentaar ingezonden door Rutger van Rompaey, QuestIE advocatuur.

De NVA is een belangenbehartiger voor het amateurtheater in Nederland en biedt haar leden diverse diensten zoals het afhandelen van opvoeringsrechten. De Stichting heeft de NVA drie facturen toegezonden die nu voorwerp van incasso zijn. In reconventie vordert de NVA dat zij uitsluitend tot betaling over hoeft te gaan nadat de Stichting genoegzaam en met stukken gestaafd heeft aangetoond dat zij daadwerkelijk bevoegd is om de rechten te incasseren. Zij wenst hiermee duidelijkheid te scheppen en een einde te maken aan de ontransparantie praktijk (meerdere incassobureaus incasseren voor hetzelfde theaterstuk). De NVA heeft er belang bij deugdelijk bewijs te kunnen verlangen. Zulks temeer nu haar is gebleken dat de Stichting int zonder daarvoor gemachtigd te zijn door de rechthebbende.

Het belang van dit vonnis ligt dan ook met name in r.o. 4.2. besloten, waarin de kantonrechter overweegt dat het bureau dat claimt tot incasso van opvoeringsrechten bevoegd te zijn, bewijs van die bevoegdheid dient te leveren. Dit heeft Stichting Bredero in deze procedure ten aanzien van de genoemde facturen verzuimd.

4.2. De NVA heeft niet de hoogte van de gevorderde bedragen betwist, maar zij betwist wel de door de Stichting - die, anders dan bijvoorbeeld BUMA/STEMRA geen wettelijke grondslag heeft - aan har vordering ten grondslag gelegde bevoegdheid om de vorderingen te incasseren. Onder deze omstandighheden is het aan de Stichting om - nu zij zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten en rechten - bewijs te leveren van de door haar gestelde bevoegdheid om tot incasseren over te gaan.

Uit r.o. 4.3. tot en met 4.6 volgt dat de auteurs niet (indirect) de Stichting hebben gemachtigd tot het incasseren.Ook de reconventionel vordering wordt afgewezen nu er geen juridische grondslag aanwezig is.

In reconventie:

4.10. De vordering in reconventie zal worden afgewezen, nu hiervoor een juridische grondslag ontbreekt. Ook heeft NVA naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende belang bij haar vordering. Zij voorkomt er ook niet mee dat zij opnieuw door de Stichting in een procedure wordt betrokken indien een factuur onbetaald blijft. Als partijen van mening verschillen over de vraag of een door de Stichting  gepresenteerde vordering deugdelijk is onderbouwd, is het aan de Stichtin om te beslissen of zij die wil voorleggen aan de rechter, die alsdan die vordering zal beoordelen.

Finaal commentaar van de inzender: Hopelijk draagt dit vonnis bij aan een transparantere en eerlijkere praktijk voor de amateurtheatergezelschappen!