Gepubliceerd op vrijdag 29 september 2006
IEF 2677
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Een verrassingsbeslissing te vermijden

Gerechtshof  's-Gravenhage, 26 januari 2006 en 28 september 2006, rekestnr. R05/905. ev3 B.V. (+ nog 28 verzoekers) tegen The Regents of the University of California en Boston Scientific International B.V.
 
Twee beschikkingen. Tussen partijen is bij het hof een procedure aanhangig. Het betreft een hoger beroep van ev3 tegen een vonnis waarin weliswaar één octrooi van The Regents is vernietigd, maar waarin het ev3 ook is verboden om inbreuk te maken op een drietal andere octrooien.

Ev3 stelt dat zij inmiddels een grote hoeveelheid nieuw bewijs heeft verzameld, dat van belang is voor zowel de inbreuk-, als de nietigheidsvraag. De kwestie i.c. betreft een verzoek van ev3 om een viertal getuigen door de Italiaanse rechter gedurende de appelprocedure te laten horen, alsmede een verzoek om op grond van artikel 843a Rv stukken te verkrijgen van deze getuigen.

In een tussenbeschikking van 26 januari 2006 stelde het hof partijen in de gelegenheid zich over de (prematuur) afwijzing van het voorlopig getuigenverhoor schriftelijk uit te laten. Dit mocht ev3 echter niet baten, want ook bij de onderhavige beschikking wijst het hof het verzoek af.
 
Volgens het hof is het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor in dit stadium van de procedure in strijd met de goede procesorde, nu dit een aanzienlijke vertraging van de bodemprocedure zal meebrengen.

Het hof ziet niet in waarom niet een bewijsopdracht in de bodemprocedure kan worden afgewacht. "In dit verband merkt het hof op dat ev3 reeds beschikt over het bewijs dat is verkregen in de procedures in de Verenigde Staten en Duitsland, waaronder de uitvoerige (600 pag. tellende) getuigenverklaring van dr. Guglielmi die zij in de bodemprocedure heeft ingebracht." Volgens het hof wordt ev3 c.s. tot bewijs toegelaten (indien nodig), wanneer zij haar stellingen in de hoofdzaak voldoende heeft onderbouwd. Heeft zij dat niet gedaan en zouden haar stellingen op speculaties berusten dan is er volgens het hof sprake van een "fishing expedition."
 
Volgens het hof is ev3 niet-ontvankelijk in haar verzoek om bepaalde documenten te overleggen, omdat dit op grond van art. 843a lid 1 Rv dient te geschieden door een incidentele vordering in een lopende procedure, of door middel van een dagvaarding. Een verzoekschriftprocedure is dus niet de aangewezen weg.

Lees de beschikkingen hier en hier.