Gepubliceerd op maandag 18 juli 2011
IEF 9960
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Een willekeurige greep uit rechtszaken rondom jazz

B. Schipper, Kleine juridische kroniek van de jazzmuziek, Muziekwereld p. 24-26.

Met dank aan Bjorn Schipper, Bousie advocaten.

"Een willekeurige greep uit rechtszaken rondom jazz. Na eerder op willekeurige wijze een aantal in het oog springende rechtszaken rondom het Nederlandstalige lied en elektronische muziek op een rij te hebben gezet, in deze editie van Muziekwereld een kleine juridische kroniek van de jazz.

In deze bijdrage passeren een aantal opvallende zaken de revue waarin jazzmuziek op de een of andere manier centraal heeft gestaan. Ik benadruk vooraf nog maar eens dat het een volstrekt willekeurige en vooral geen uitputtende kroniek betreft. Het gaat om zaken die linksom of rechtsom mijn aandacht hebben getrokken. Er zijn de afgelopen jaren talloze zaken geweest met betrekking tot de vergunningverlening voor radiofrequenties waarbij jazzmuziek een rol gespeeld heeft. Deze veelal bestuursrechtelijke zaken laat ik in deze bijdrage buiten beschouwing. Omdat vele kwesties achter de schermen minnelijk geregeld zijn, de uitspraken van de Vaste Commissie Plagiaat (VCP)1 van Buma/Stemra niet gepubliceerd worden, en lang niet alle zaken externe aandacht hebben gekregen, kan het voorkomen dat kwesties waarvan de lezer denkt dat deze op zijn minst in deze kroniek thuishoren, niet in dit overzicht worden behandeld."

Moderne jazzdans van Stichting Djazzex
De Stichting Djazzex Modern-Jazz Dance Company, een dansgezelschap dat zich richt op de (ontwikkeling van de) moderne jazzdans, kon in de periode 1993-1996 aanspraak maken op een meerjarige instellingssubsidie. Op de subsidieaanvraag van het dansgezelschap voor de periode 1997-2000 heeft de Raad voor Cultuur een negatief advies afgegeven, waarna de toenmalige Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen de aanvraag afwees. Het dansgezelschap ageerde tegen deze afwijzing, diende een bezwaar- en verweerschrift in en kreeg in 1998 gelijk van de Rechtbank. De totstandkoming van het besluit tot afwijzing van de subsidie vertoonde bestuursrechtelijk nogal wat mankementen, meer in het bijzonder voor wat betreft verslaglegging van voorstellingsbezoek in de periode van voor de aanvraag van de subsidie. Indien een beslissing wordt genomen op een subsidieaanvraag als hier het geval, dient eerst zorgvuldig onderzoek gedaan te worden naar de prestaties van - in dit geval - het dansgezelschap2.

Afwijzing subsidieaanvraag Stichting Dutch Jazz Orchestra
Ook de Stichting Dutch Jazz Orchestra ageerde tegen een afwijzing van een aanvraag voor subsidie, zij het uiteindelijk zonder succes. In 1999 kreeg het muziekgezelschap na een afwijzing van zijn subsidieaanvraag eerst nog gelijk van de Rechtbank3. De Staatssecretaris wees daarop na een nieuw onderzoek van de Raad voor Cultuur opnieuw de subsidie van de Stichting Dutch Jazz Orchestra af. Na ook tegen deze afwijzing geageerd te hebben, kreeg het muziekgezelschap nul op het rekest bij de Rechtbank4. Deze uitspraak is later door de Raad van State in stand gelaten, onder meer doordat de Raad niet mee wilde gaan met de stelling van Stichting Dutch Jazz Orchestra dat eventuele afwezigheid binnen de Raad voor Cultuur van specifieke kennis en expertise op het gebied van jazz, tot gevolg zou hebben dat geen verantwoord advies over de aanvraag zou kunnen worden uitgebracht5. Volgens Rechtbank en Raad van State is dergelijke specifieke muziekkennis niet vereist om tot verantwoorde besluitvorming te komen.

Jazzfestival All Night Jazz
Begin oktober 2001 stond in het WTC in Rotterdam het jazzfestival All Night Jazz gepland. Het jazzfestival maakte begin dat jaar ter voorbereiding al afspraken met Inter Music Holland, onder andere om de programmering te verzorgen en de artiesten en groepen te boeken. Het festival verzocht Inter Music Holland een aantal artiesten te boeken, waaronder headliner Rachelle Ferrell. Een aantal artiesten kwamen vervolgens in optie te staan. Ook kreeg Inter Music Holland een aantal riders van artiesten toegezonden, welke informatie het jazzfestival niet of te laat bereikte. Ook bleek niet alle informatie op riders te kloppen. Vanwege de hiermee gepaard gaande onzekerheid over de optredens besloot All Night Jazz BV in de zomer van 2001 dat het festival niet door kon gaan. Inter Music Holland legde vervolgens een claim neer bij het jazzfestival. In de daarop volgende rechtszaak kwam de Rotterdamse Rechtbank bij vonnis van 28 juni 20066 tot afwijzing van deze claim. In het daarop volgende hoger beroep kwam het Gerechtshof tot hetzelfde oordeel, en overwoog dat het aan Inter Music Holland te wijten was dat het jazzfestival uiteindelijk geannuleerd moest worden7. De op Inter Music Holland rustende boekingsverplichtingen waren niet goed nagekomen.

Onjuiste royalty-afrekeningen aan Enja Records
Het internationaal georiënteerde en in München gevestigde jazzlabel Enja Records heeft in Nederland juridisch de degens gekruist met muziekuitgever Bato over de afrekeningen uit een tussen Enja en Bato gesloten muziekuitgavecontract. Kern van het geschil was de wijze waarop Bato halfjaarlijks rekening en verantwoording aflegde over de aan Enja toekomende auteursrechtgelden. Anders gezegd: klopten de royalty statements van Bato wel? Bij vonnis van de Rechtbank Zwolle-Lelystad van 25 oktober 20068 zijn de vorderingen van Enja - welke strekten tot betaling van achterstallige royalties als ook overlegging van correcte statements - afgewezen. Het Gerechtshof Arnhem overwoog op 26 mei 2005 dat Enja ook in hoger beroep weer ‘slordig’ procedeerde en oordeelde dat de destijds door Bato gestelde onmogelijkheid om alsnog te voldoen aan de gevraagde overlegging van statements, als vaststaand feit moest worden gezien9. Niemand kan tot het onmogelijke worden veroordeeld, met als gevolg dat Bato geen statements meer aan Enja hoefde af te geven. Ook de gevorderde betaling van achterstallige royalties heeft het zwaar te verduren bij het Hof. Met betrekking tot de periode 1995-1999 oordeelt het Hof dat sprake is van verjaring en voor het jaar 2000 geldt volgens het Hof een verwaarloosbaar afrondingsverschil van drie euro (!). Uitsluitend voor de jaren 2001 en 2002 wordt Bato veroordeeld tot betaling van achterstallige royalties.

Diefstal van apparatuur bij Jazz in Duketown
In de periode 2002-2009 speelde een zaak tussen de Stichting Jazz in Duketown en een verhuurder van lichten geluidsapparatuur en diens verzekeraar. Tijdens het meerdaagse Bossche jazzfestival Jazz in Duketown in 2002 is apparatuur van genoemde verhuurder van het festivalterrein gestolen. De verhuurder was voor diefstal verzekerd en heeft bij de politie aangifte van diefstal gedaan. In een procedure bij de Rechtbank kregen de verhuurder en diens verzekeraar gelijk en is de Stichting Jazz in Duketown veroordeeld tot betaling van de als gevolg van de diefstal geleden schade10. Volgens de Rechtbank diende Stichting Jazz in Duketown de gehuurde apparatuur na het jazzfestival in ongeschonden staat terug te brengen. Het Gerechtshof oordeelde daarentegen dat van zuivere verhuur van apparatuur geen sprake was nu de apparatuur aan Stichting Jazz in Duketown ter beschikking is gesteld door deze op de podia te installeren, en dat de bediening van de apparatuur in handen bleef van het personeel van de verhuurder. Dit maaktdat de apparatuur zich onder toezicht van de verhuurder bevond en dat het risico van diefstal – een van buiten komende oorzaak – in deze kwestie voor rekening en risico van de verhuurder behoort te komen. Dit leidt echter uitzondering indien Stichting Jazz in Duketown een verwijt zou kunnen worden gemaakt op het punt van adequate bewaking van het festivalterrein. Volgens het Gerechtshof was hier geen sprake van, met als gevolg dat de Stichting Jazz in Duketown geen schade hoefde te vergoeden11.

Ongeoorloofde sponsoring jazzfestival
De hoofdsponsor van het jazzfestival A Jazz Weekend is in 2007 en 2009 juridisch op de vingers getikt door zowel de Rechtbank12 als het College van beroep voor het bedrijfsleven13 vanwege overtreding van de tabakswetgeving. De hoofdsponsor had in strijd met de regels rondom sponsoring van muziekevenementen op niet toelaatbare wijze de sponsoring onder de aandacht van het publiek gebracht, onder meer via de website jazz.nl. Geoordeeld werd dat de naam van het muziekevenement (en/of dat van de hoofdsponsor) een associatie met het betreffende tabaksproduct opriep. Zo maakte de naam van een bekend sigarettenmerk in beduidende mate deel uit van de naam van het evenement en was het font sterk gelijkend op dat van het sigarettenmerk. De sponsor was in 2002 in dit verband al eens eerder door de Keuringsdienst van Waren gewaarschuwd voor overtreding van de tabakswetgeving.

Bestuursruzie Stichting Muziekpaleis
Rondom de realisatie van het Utrechtse Muziekpaleis is in 2009 een procedure gevoerd over de benoeming van bestuursleden voor de Stichting Muziekpaleis. Mede-initiatiefnemer van het Muziekpaleis, de Stichting Jazz en Geïmproviseerde Muziek Utrecht (SJU), hadin 2005 met de gemeente Utrecht en Stichting Tivoli een overeenkomst gesloten waarbij partijen ieder hun bedrijfsactiviteiten in de samenwerking ten behoeve van het Muziekpaleis zouden inbrengen en naar verhouding rechten en verantwoordelijkheden zouden krijgen. Ook waren afspraken gemaakt over bindende voordracht van bestuursleden. De zaak escaleerde in 2009 naar aanleiding van de door Stichting Tivoli gewenste invulling van twee vacatures in het bestuur van het Muziekpaleis waarop Stichting Tivoli een recht van voordracht had. Stichting Muziekpaleis had namelijk de bindende voordracht van nieuwe bestuursleden door Stichting Tivoli niet binnen de statutair geregelde termijn van twee maanden afgehandeld. De Voorzieningenrechter moest eraan te pas komen om Stichting Muziekpaleis te dwingen het bestuur in overeenstemming te brengen met de bindende voordracht door Stichting Tivoli14.

Slotsom: jazzmuziek keert ook met enige regelmaat terug in de Nederlandse rechtszaal, zij het zeer gevarieerd.

Bjorn Schipper is advocaat bij Bousie advocaten in Amsterdam

Lees de gehele bijdrage als pdf.

Voetnoten
1 Voor deze kroniek ben ik niet gestuit op VCP plagiaatzaken waarbij jazzmuziek een rol speelde.
2 Rb. Den Haag 16 juni 1998, LJN: AA3432 (Dansgezelschap Djazzex/Staatssecretaris OC&W).
3 Rb. Amsterdam 26 februari 1999 (Stichting Dutch Jazz Orchestra/Staatssecretaris OCW).
4 Rb. Amsterdam 24 april 2001 (Stichting Dutch Jazz Orchestra/Staatssecretaris OCW).
5 Raad van State 26 juni 2002, LJN: AE4620 (Stichting Dutch Jazz Orchestra/Staatssecretaris OCW).
6 Rb. Rotterdam 28 juni 2006 (Inter Music Holland/All Night Jazz).
7 Hof Den Haag 27 januari 2009, LJN: BH1273 (Inter Music Holland/All Night Jazz).
8 Rb. Zwolle-Lelystad 25 oktober 2006, rolnr. 113192/HA ZA 05-1215 (Enja/Bato).
9 Hof Arnhem 26 mei 2009, LJN: BI6899 (Enja/Bato).
10 Rb. Den Bosch 9 mei 2007, rolnr. 129448/ HA ZA 05-1624 (Purple, Delta Lloyd/Stichting Jazz in Duketown).
11 Hof Den Bosch 1 september 2009, LJN: BJ6983 (Purple, Delta Lloyd/Stichting Jazz in Duketown).
12 Rb. Rotterdam 31 augustus 2007, kenmerk BC 06/4186-KRD (Sponsor/Minister van VWS).
13 College van Beroep voor het bedrijfsleven 4 mei 1999, LJN: BJ6450 (Sponsor/Minister van VWS); zie ook IEPT20090504 (iept.nl).
14 Vzr. Rb. Utrecht 18 juni 2009, LJN: BJ0852 (Stichting Tivoli/Stichting Muziekpaleis Utrecht).