Gepubliceerd op woensdag 14 september 2005
IEF 902
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

een zogenoemde collisiebepaling

Kamerstuk 29874, nr. 11. 2e Kamer 2004-2005. Goedkeuring en uitvoering van de Akte tot herziening van artikel 63 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien, het Verdrag inzake octrooirecht, het Verdrag inzake de toepassing van artikel 65 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien en de Akte tot herziening van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien . Amendement Kamerlid Hessels over het introduceren van een overgangsrechtelijke voorziening.

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor: Na artikel II wordt een artikel ingevoegd, luidende: Artikel IIA Op onderzoek naar de stand van de techniek met betrekking tot de inhoud van een octrooiaanvraag die voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze rijkswet is ingediend en waarop nog niet onherroepelijk is beslist, alsmede op onderzoek naar de stand van de techniek ingevolge artikel 75 van de Rijksoctrooiwet 1995 met betrekking tot de inhoud van een voor dat tijdstip verleend octrooi blijven de artikelen 4 van de Rijksoctrooiwet 1995 en 54 van het Europees Octrooiverdrag van toepassing zoals die onmiddellijk voor dat tijdstip luidden.

Toelichting: Artikel 4 van de Rijksoctrooiwet 1995 is een zogenoemde collisiebepaling en strekt ertoe om dubbele octrooiering te voorkomen. Of er sprake is van collisie tussen ingediende octrooiaanvragen wordt vastgesteld aan de hand van een onderzoek naar de nieuwheid van die octrooien. Ingevolge het thans nog van kracht zijnde artikel 4, vierde lid, van de Rijksoctrooiwet 1995 wordt dat onderzoek verricht nadat aan twee eisen is voldaan, t.w. «(...), mits het Koninkrijk in de gepubliceerde aanvrage is aangewezen en het voor de aanwijzing verschuldigde bedrag is betaald». Uit het voorgestelde artikel 4, vierde lid, (zie artikel II, onderdeel D, onder 1) blijkt dat deze twee eisen zullen vervallen, zonder dat voor de lopende octrooiaanvragen een overgangsrechtelijke voorziening is getroffen. Om te voorkomen dat op zulke octrooiaanvragen het nieuwe regime van artikel 4 bij de inwerkingtreding ervan onmiddellijk van toepassing wordt – onder het nieuwe regime is een octrooi dus minder gauw nieuw dan onder het huidige – is het noodzakelijk een overgangsrechtelijke voorziening te treffen. Artikel IIA strekt daartoe. Dit artikel heeft zowel betrekking op lopende nationale octrooiaanvragen als op Europese octrooiaanvragen en internationale aanvragen in het kader van het Verdrag tot samenwerking inzake octrooien. Bovendien is dit artikel van toepassing op het onderzoek naar de nieuwheid van reeds verleende octrooien.