Gepubliceerd op dinsdag 17 oktober 2006
IEF 2763
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Eerst even voor jezelf lezen

- GvEA, 17 oktober 2006, zaak T-483/04, Armour Pharmaceutical tegen OHIM / Teva Pharmaceutical Industries.

Oppositieprocedure op grond van ouder nationaal woordmerk CALSYN tegen gemeenschapsmerkaanvraag voor woordmerk GALZIN (voor farmaceutische producten voor de behandeling van de ziekte van Wilson).

“Gelet op de soortgelijkheid van de waren en de overeenstemming van de conflicterende tekens volstaat de omstandigheid dat het relevante publiek bestaat uit personen waarvan het aandachtsniveau hoog kan worden geacht, evenwel niet om uit te sluiten dat het publiek kan menen dat deze waren van dezelfde onderneming of, in voorkomend geval, van economisch verbonden ondernemingen afkomstig zijn. Het Gerecht merkt op dat de conclusie inzake het ontbreken van verwarringsgevaar, waartoe de kamer van beroep was gekomen, was gebaseerd op een onjuiste premisse, te weten dat de tekens duidelijke verschillen vertonen, met name op fonetisch vlak, en dat deze verschillen de mate van soortgelijkheid van de waren konden compenseren. Dit oordeel kan evenwel niet worden gevolgd, aangezien de conflicterende tekens visueel en fonetisch in grote mate overeenstemmen.”

Lees het arrest hier

- GvEA, 17 oktober 2006, zaak T-499/04, Hammarplast tegen OHMI / Steninge Slott.

Oppositieprocedure op grond van ouder woordmerk STENINGE KERAMIK tegen gemeenschapsmerkaanvraag voor woordmerk STENINGE SLOT (bloempotten tegen 'design products')

“Having correctly held that the goods in question had a low degree of similarity and that there were considerable differences between the signs in issue as a result of their conceptual differences, the Board of Appeal concluded, equally correctly, that there was no likelihood of confusion between the opposing marks for the average consumer in Sweden.

This conclusion of the Board of Appeal must also be upheld as regards the likelihood of association of the opposing marks, as alleged by the applicant, to the extent to which the differences between those marks are sufficient also to rule out any risk that the average consumer might take the view that one of the marks is derived from the other.”

Lees het arrest hier (Geen Nederlandse tekst beschikbaar).