Gepubliceerd op donderdag 9 september 2010
IEF 9077
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Enerzijds te beperkt, anderzijds te vergaand

Maarten Russchen, Dommerholt Advocaten: Reactie op Een niet-overdraagbaar auteursrecht? De collectieve ondercuratelestelling van creatieve geesten” (Prof. Dr. Th.C.J.A. van Engelen. NJB 2010, 1462, IEF 9054).

Van Engelen stelt in zijn artikel dat er geen noodzaak bestaat om auteurscontractenrecht in te voeren. Hij schrijft dat de draconische wijzigingen die worden voorgesteld in het voorontwerp voor een wijziging van de Auteurswet en de Wet op de Naburige Rechten niet zijn terug te voeren op een duidelijk in de praktijk ondervonden probleem dat schreeuwt om krachtig ingrijpen. Dat sprake zou zijn van een structureel zwakkere partij wordt door Van Engelen betwijfeld en hij signaleert dat de rechtspraak geen duidelijke voorbeelden kent van schrijnende gevallen.

De praktijk in de muziekindustrie toont overduidelijk aan dat artiesten weldegelijk een zwakkere partij zijn. Voor de ontwikkeling van hun loopbaan zijn zij in belangrijke mate afhankelijk van samenwerking met een producent, platenmaatschappij of muziekuitgever. Vaak is het take it, or leave it, en kan de artiest niet of nauwelijks onderhandelen over de condities waaronder langlopende contracten worden aangegaan met een vergaande overdracht van rechten. In de muziekindustrie is het normaliter niet zo dat het een artiest vrijstaat om tijdens de looptijd van een artiestenovereenkomst een volgend album bij een andere platenmaatschappij uit te brengen. In de boekenbranche is dat kennelijk anders, zo signaleert Eljon1. De contracten met artiesten in de muziekindustrie hebben gewoonlijk een exclusief karakter. Veel overeenkomsten binden de artiest voor vrijwel diens gehele carrière, doordat aan de producent optierechten worden verleend om het contract keer op keer te verlengen onder vooraf vastgelegde condities. Er is de laatste jaren een tendens om zogenaamde “360-graden overeenkomsten” af te sluiten, waarbij de platenmaatschappij meedeelt in alle inkomsten die een artiest verwerft uit andere activiteiten, zoals het schrijven van een boek, het presenteren van een televisie programma en het maken van een schilderij.

Een vergaande overdracht van rechten is realiteit in de muziekpraktijk. Beginnende artiesten hebben geen goede onderhandelingspositie en platenmaatschappijen willen graag een ruime overdracht van rechten om hun risicovolle investeringen terug te verdienen. Slechts voor een zeer selecte groep succesvolle artiesten geldt dat zij op basis van gelijkheid met een producent kunnen onderhandelen.

Er is een aanzienlijke hoeveelheid rechtspraak ontstaan over artiesten die opkomen tegen de belemmerende bepalingen uit hun contract, weliswaar niet in Nederland, maar wel in het buitenland, met name in Engeland en de Verenigde Staten. De tekst van de overeenkomsten die veel worden gebruikt door Nederlandse platenmaatschappijen zijn vaak afgeleid van de contractsmodellen die worden gebruikt in Engeland en de V.S. Mede daarom is het voor de Nederlandse praktijk relevant om te kijken naar deze buitenlandse rechtspraak.

Van af 1974 is in Engeland in de rechtspraak  over contracten in de muziekindustrie de leer van de restraint of trade toegepast2. Bepalingen die onredelijk belemmerend zijn voor een artiest en in de weg staan aan de ontwikkeling van zijn artistieke loopbaan , zijn niet afdwingbaar indien sprake is van unreasonable restraint of trade.3 Recent is een contract dat door voetballer Wayne Rooney op 17 jarige leeftijd werd afgesloten met Proactive Sports Management Ltd over exploitatie van zijn portretrechten op dezelfde grondslag niet afdwingbaar geoordeeld4.

De zaak Rooney maakt duidelijk dat het ook het portretrecht van belang is. Bepalingen over het exclusieve gebruik van de artiestennaam en beeltenis voor merchandising5 komen standaard voor in de meeste artiestenovereenkomsten. Daarnaast wordt door de producent vaak de naam waaronder een artiest optreedt als merk gedeponeerd en worden domeinnamen geregistreerd op naam van de producent. Dit belemmert artiesten in de mogelijkheden om na beëindiging van de artiestenovereenkomst hun carrière te vervolgen. Dit alles valt buiten de voorgestelde regeling van het auteurscontractenrecht, die daardoor mijns inzien een te beperkte reikwijdte heeft. Slechts een gedeelte van de rechten die in het geding zijn bij onderhandeling over dergelijke contracten, wordt bestreken door de voorgestelde wetswijziging.

De voorstellen zoals ze er nu liggen sluiten niet aan bij de praktijk door de overdraagbaarheid van auteursrechten grotendeels af te schaffen en te vervangen door een licentie die slechts voor vijf jaar geldig is. Dit geeft aan artiesten een sterke positie omdat ze na vijf jaar kunnen heronderhandelen. De producent zal in vijf jaar zijn investering moeten terugverdienen, wat in veel gevallen niet haalbaar is. Dit maakt ons land bepaald niet aantrekkelijker voor producenten die willen investeren in de creatieve sector. Het duurt vaak vele jaren voordat een artiest succesvol wordt in Nederland, en voor een doorbraak in het buitenland lijkt deze termijn al helemaal te kort.

Er is mijns inziens duidelijk behoefte aan bescherming van kunstenaars en artiesten als zwakkere partij in onderhandelingen met uitgevers en producenten. De voorgestelde regeling beoogt extra bescherming te bieden, maar is daartoe enerzijds te beperkt nu het niet alle rechten bestrijkt die in het geding zijn, en anderzijds te vergaand waardoor een ongunstig investeringsklimaat dreigt te ontstaan, en er steeds minder valt te beschermen. 

Maarten Russchen

1 Raoul Eljon, Nederlands Uitgevers Verbond:  Het voorontwerp auteurscontractenrecht schiet zijn doel voorbij. (Gepubliceerd in Boekblad, Jaargang 2010, editie 14): “Onder het geldende recht hebben auteurs wel degelijk middelen om zich indien nodig tegen de exploitant te verweren. Het belangrijkste middel van een auteur is echter dat het hem vrijstaat om zijn volgende werk bij een andere uitgever uit te brengen.”
2 Schroeder Music Publishing Co Ltd v Macaulau, [1974] 3 All ER 616, HL; Clifford Davis Management Ltd/WEA Records Ltd [1975] 1 W.L.R. 61, CA (Fleedwood Mac); Zang Tumb Tuun Records Ltd/Holly Johnsson, [1993] EMLR 61, CA; Silvertone Records/Mountfield [1993] EMLR 152 (Stone Roses); Panayiotou/Sony Music Entertainment (UK) Ltd [1994] EMLR 229, CA (George Michael); Shaun Ryder/Nicholl [2000] EMLR 632, CA; Philip Collins Ltd/Davis (2000) 3 All ER 808, ChD
3 Zie M. Stanton, Absorbtion or sterilisation/ Restraint of trade in the Music industry, Entertainment Law Review 1995, 6(4), 123-126
4 Proactive Sports management Ltd v Wayne Rooney, [2010] EWHC 1807 (QB)  
5 Met merchandising wordt gedoeld op T-shirts, petjes en andere waren waarop het portret van de artiest of diens artiestenaam wordt afgebeeld. Bij sommige artiesten, met name de artiesten die zich richten op kinderen onder de 14 jaar, is de omzet uit merchandising hoger dan de verkoop van CD’s.