Gepubliceerd op dinsdag 13 augustus 2024
IEF 22185
Gerechtshoven ||
23 jul 2023
Gerechtshoven 23 jul 2023, IEF 22185; ECLI:NL:GHDHA:2023:2922 (eOx International c.s. tegen ATSSE en ATSSE tegen verweerders), https://ie-forum.nl/artikelen/eox-international-c-s-en-verweerders-in-het-nauw-gedreven-het-hof-veronderstelt-onterechte-ontlening-aan-atsse-mengsel

eOx International c.s. en verweerders in het nauw gedreven: het hof veronderstelt onterechte ontlening aan ATSSE-mengsel

Hof Den Haag 25 juli 2023, IEF 22185, LS&R 2249; ECLI:NL:GHDHA:2023:2922 (eOx International c.s. tegen ATSSE en ATSSE tegen verweerders). Het hof behandelt hier gelijktijdig twee zaken die, kort samengevat, als volgt in elkaar steken. ATSSE heeft een formule ontwikkeld voor het maken van een chloordioxideoplossing. Deze formule heeft zij onder een geheimhoudingsverplichting in licentie gegeven aan een zustervennootschap van eOx International. De Belgische rechter heeft de zustervennootschap onherroepelijk veroordeeld tot betaling van contractuele boetes aan ATSSE, vanwege schending van de geheimhoudingsplicht. De boetes zijn echter nooit betaald en de zustervennootschap is inmiddels ingebracht in eOx International via een activa-/passivatransactie. ATSSE houdt appellanten in de eerste zaak (hierna: eOx International c.s.) en verweerder 1 en 2 (tezamen hierna: verweerders) in de andere zaak aansprakelijk voor het niet kunnen incasseren van de boetes. Bovendien verwijt zij eOx International c.s. en verweerders onrechtmatige betrokkenheid bij de verkoop van een chloordioxideproduct, dat ontleend zou zijn aan de formule van ATSSE. ATSSE eist hiervoor schadevergoeding en een verbod op verdere verkoop van het chloordioxideproduct. De vorderingen van ATSSE zijn in eerste aanleg door de rechtbank deels toegewezen [zie IEF 20357]. Zowel ATSSE als eOx International c.s. gaan daartegen in hoger beroep.

Het hof verplicht eOx International c.s. en verweerder 1 om de jaarrekeningen van de eOx-vennootschappen en de documentatie van de activa-/passivatransactie in het geding te brengen, om eventuele aansprakelijkheid van hen te kunnen beoordelen. Voor nu houdt het hof de beslissing hierover dan ook in beraad. Verder gaat het hof na of de ATSSE-mengverhoudingen als bedrijfsgeheim kunnen worden aangemerkt. Gelet op de feiten en omstandigheden en de in eerste aanleg voorgedragen deskundigenverklaringen, acht het hof aannemelijk dat dit inderdaad het geval is. Het tegenargument dat de ATSSE-mengverhoudingen zouden zijn ontleend aan beschermde rechten, of dat de mengverhoudingen gemakkelijk toegankelijk zouden zijn voor degenen die zich gewoonlijk met dergelijke informatie bezighouden, is daarbij onvoldoende onderbouwd. Verder oordeelt het hof dat het ernaar uitziet dat het door eOx International c.s. en verweerders verkochte chloordioxideproduct is ontleend aan de formule van ATSSE. Voordat een dergelijke conclusie wordt getrokken, krijgen eOx International c.s. en verweerders nog de gelegenheid om getuigen te horen die het tegendeel zouden kunnen bewijzen. Dit betekent dat iedere verdere beslissing door het hof wordt aangehouden, tot aan de volgende zitting.

6.2 De al dan niet aansprakelijkheid van [verweerder 1] voor de schade ten gevolge van de activa-/passivatransactie in het appel van ATSSE in zaak 2 en die van elk van eOx International c.s. in het incidenteel appel van ATSSE in zaak 1, houdt het hof in beraad.

6.10 Het hof kan [naam 4] niet volgen in deze conclusies. Bij zijn beschrijving van het octrooi van [naam 6] en zijn weergave van diens conclusies noemt [naam 4] als (grond)stoffen slechts caroaat, (een) alkalichloride, (een) alkali- of aardalkalichloriet en (een) alkalimetaal. Niet als zodanig noemt hij natriumbisulfaat of natriumpersulfaat, of (natrium)chloriet, of andere benamingen die in de onderhavige procedures voor deze stoffen zijn gebruikt, en hij stelt ook niet, of onderbouwt althans niet, dat laatstbedoelde componenten als gelijk of equivalent moet worden beschouwd in relatie tot de in het octrooi van [naam 6] genoemde stoffen. Daarbij komt dat het enkele overeenkomen van gebruikte grondstoffen nog niet maakt dat de ATSSE-mengverhoudingen aan het octrooi van [naam 6] moeten zijn ontleend. Het gaat immers niet alleen om de grondstoffen, maar (juist) ook om de gebruikte hoeveelheden c.q. onderlinge verhoudingen, afgezien nog van het bereidingsprocedé. Over die onderlinge verhoudingen onthult (de beschrijving door [naam 4] van) het octrooi van [naam 6] niets. En als het zo mocht zijn dat in de beschrijving van ATSSE natriumoxide op exact dezelfde wijze in water wordt gevormd als door [naam 6] omschreven – [naam 4] licht dit verder niet toe, dus het hof zou hiervan slechts veronderstellenderwijs kunnen uitgaan –, dan betekent dit nog niet dat de mengverhoudingen van ATSSE inbreuk maken op dat octrooi of anderszins daaraan zijn ontleend.

6.12 De rapportage van [naam 4] licht verder niet of althans onvoldoende toe dat met kennis van de door hem genoemde octrooien, de ATSSE-mengverhoudingen gemakkelijk toegankelijk zijn voor degenen binnen de kringen die zich gewoonlijk bezighouden met dergelijke informatie. Het gaat er daarbij dus niet om of de ATSSE-mengverhoudingen, al dan niet met behulp van de door [naam 4] genoemde octrooien en overige informatie, met (nadere) analyse en/of trial & error uiteindelijk gevonden kunnen worden, maar of die ATSSE-mengverhoudingen voor diegenen die zich gewoonlijk met dergelijke informatie bezighouden gemakkelijk toegankelijk zijn. Ook de rapportage van [naam 4] van 16 december 2020 (overgelegd bij de conclusie na deskundigenbericht van eOx International c.s. en [verweerder 1] c.s.) geeft een dergelijke toelichting niet.

6.17 EOx International c.s. en [verweerder 1] c.s. betwisten dat eOx International de ATSSE-mengverhouding (heeft) gebruikt voor eOxide LQ (0,75%). Zij voeren daartoe aan dat, toen eOx International in 2011 begon met de productie van eOxide LQ (0,75%) conform de instructies van [naam 1] , zij op het praktische probleem stuitte (1) dat de twee gebruikte grondstoffen in de door hem genoemde verhouding niet oplosten en (2) dat haar grootste geschikte mengtanks een volume van 1.000 liter hadden. Volgens eOx International c.s. en [verweerder 1] c.s. heeft eOx International toen in overleg met [naam 1] ervoor gekozen om de bereidingswijze aan te passen en in mengtanks van 1.000 liter – aanvankelijk – 275 kg natriumbisulfaat/natriumwaterstofsulfaat en 75 kg natriumpersulfaat op te lossen. De twee grondstoffen losten zo wel op, maar de chloordioxideconcentratie bereikte niet de gewenste sterkte. Opnieuw in overleg met [naam 1] is er daarom voor gekozen om, onder handhaving van de wijze van mengen, de hoeveelheid natriumpersulfaat op te voeren van 75 kg tot 150 kg. Daarmee werd het gewenste resultaat wel bereikt, in een tank van 1.000 liter, aldus nog steeds eOx International c.s. en [verweerder 1] c.s. Zij bieden (tegen)bewijs aan van deze stellingen door het doen horen van [naam 1] en [appellant 4] als getuigen. Het hof zal hen die gelegenheid geven. De (al dan niet) aansprakelijkheid van iedere individuele partij en waarvoor, voor het geval dat eOx International c.s. en [verweerder 1] c.s. niet mochten slagen in het leveren van het benodigde tegenbewijs, houdt het hof in beraad.