6 feb 2025
Fenix moet gebruik van tekens die overeenstemmen met het beeldmerk van IB.ECO staken in Nederland
![](/img/custom/upload/scherm-afbeelding-2025-02-17-om-15-48-14-ac244c4d-1a48-40ab-9ada-fd24a70efbeb.png)
Rb. Limburg 6 februari 2025, IEF 22546; ECLI:NL:RBLIM:2025:1049 (IB.ECO tegen Fenix). IB.ECO, een handelaar in plantenvoedingsproducten, is eigenaar van verschillende merkregistraties voor het merk "APTUS", ingeschreven in 2015 bij het BOIP, EUIPO en IPI, voor producten in klassen 1, 31 en 35. Fenix, een voormalige afnemer van IB.ECO’s distributeur Ferna Trade GmbH, verkoopt nu plantenvoedingsproducten onder de naam "Artos" via een webshop. IB.ECO heeft Fenix per brief van 3 september 2024 gesommeerd om het gebruik van het Artos-teken te staken, de producten uit de handel te halen, vernietigen en verkoopfacturen over te leggen, omdat zij dit als inbreukmakend beschouwt. Fenix heeft niet gereageerd op deze sommatie. IB.ECO vordert dat Fenix onmiddellijk stopt met het gebruik van het Artos-teken en alle inbreukmakende producten vernietigt, onder dreiging van hoge dwangsommen, en eist ook een overzicht van verkoopfacturen en vergoeding van proceskosten. Fenix verzet zich tegen deze vorderingen.
Aangezien het geschil een Uniemerk betreft, is Verordening (EU) 2017/1001 (UMVo) van toepassing, en bepaalt artikel 125 UMVo welke rechter internationaal bevoegd is. De rechtbank Den Haag is exclusief bevoegd voor EU-brede voorlopige voorzieningen, maar IB.ECO beroept zich op artikel 125 lid 5 UMVo, waardoor deze bevoegdheid ontbreekt. De voorzieningenrechter past Nederlands recht toe en stelt vast dat er een spoedeisend belang is, omdat IB.ECO schade en reputatieschade ondervindt door de voortdurende inbreuk op haar merk. IB.ECO stelt dat Fenix door het gebruik van het Artos-beeldmerk inbreuk maakt op haar Aptus-merken, wat verwarring veroorzaakt bij consumenten. Fenix betwist de inbreuk, maar de rechter oordeelt dat de grote gelijkenis tussen de merken en de wijze van adverteren een merkinbreuk oplevert. Het adverteren en aanbieden van Artos-producten, zelfs zonder daadwerkelijke verkoop, is al voldoende om inbreuk aan te nemen. De voorzieningenrechter wijst de vordering van IB.ECO toe voor Nederland en legt Fenix een dwangsom op om naleving af te dwingen. Hoewel een deel van de vorderingen wordt afgewezen, moet Fenix de proceskosten betalen, begroot op €2.111,37, omdat de inbreuk van Fenix de aanleiding voor de procedure was.
4.8. IB.ECO heeft aannemelijk gemaakt dat zij hinder en schade ondervindt op de markt door de inbreuk makende handelingen van Fenix en dat de inbreuk zorgt voor verwarring onder consumenten, wat leidt tot gederfde winst en imagoschade bij IB.ECO. Aangezien Fenix – ondanks een sommatie van IB.ECO – de inbreuk makende Artos-producten tot op heden niet uit de verkoop heeft gehaald en reclame blijft maken voor deze producten, ligt de vordering onder I voor toewijzing gereed. Hoewel IB.ECO met die vordering kennelijk het oogmerk heeft gehad dat een voorlopige maatregel wordt getroffen die geldig is in de gehele Europese Unie (blijkens de tekst van de vordering), kan de maatregel gelet op artikel 131 lid 1 UMVo alleen ten aanzien van Nederland worden uitgesproken, hetgeen de voorzieningenrechter tot uitdrukking zal brengen in het dictum.