Gepubliceerd op dinsdag 3 juli 2007
IEF 4298
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Floris-lijn (HB)

floris1.gifGerechtshof Amsterdam, 28 juni 2007, 1989/06 SKG en 1987/06 KG. Schoenfabriek Wed. J.P. van Bommel BV tegen La Nuova Adelchi S.P.A. & Van Woensel B.V. (met dank aan Peter Kits, Holland Van Gijzen).

Wel gemeld, nog niet besproken. Hoger beroep, waarin het eerdere, enigzins geruchtmakende, oordeel van de rechtbank dat het feitencomplex te ingewikkeld is voor een kort geding, wordt vernietigd. Adelchi heeft onvoldoende aangetoond dat zij haar schoenmodellen eerder dan Van Bommel zou hebben ontworpen.

Het gaat in dit hoger beroep om de vraag of Van Bommel dan wel Adelchi als de maker van de schoenmodellen is aan te merken. Naar het voorlopig oordeel van het hof kunnen zoveel “vraagtekens worden gezet bij hetgeen door Adelchi is aangevoerd ter ondersteuning van haar stelling dat haar modellen eerder zijn verschenen dan de modellen van Van Bommel dat die stelling moet worden verworpen.”

“De bedragen op de facturen zijn evenwel niet nader gespecificeerd, zo bevatten zijn geen verwijzing naar de vier op 29 april 2004 ontworpen modellen, terwijl evenmin de betalingsbewijzen zijn overgelegd.” (...) “Door Adelchi is een verklaring overgelegd van Luc Wolfs, de handelsagent van Adelchi in de Benelux, inhoudende onder meer dat hij het model WN32-6103 op de stand van Adelchi op de Riva Schoenenbeurs in juni 2004 heeft gezien. Adelchi licht evenwel niet toe waarom Wolfs niet vermeldt dat hij de overige voor die beurs ontworpen modellen aldaar heeft waargenomen dan wel waarom die modellen toe niet aanwezig waren. Daarnaast heeft Adelchi zich beroepen op de verklaring van schoenhandelaar Michèle Mataresse. Door Adelchi wordt evenwel niet duidelijk gemaakt waarom de factuur van Adelchi slechts betrekking heeft op de drie omstreden modellen, terwijl die modellen onderdeel zouden uitmaken van een zeer omvangrijke order.”

Indien juist zou zijn dat de modellen van Adelchi eerder zijn ontworpen dan Van Bommel zou er meer en overtuigender bewijsmateriaal voorhanden moeten zijn, aldus het hof. Het hof oordeelt dat Van Bommel als maker van de modellen is aan te merken. Volgens het hof heeft Van Bommel nog slechts voldoende spoedeisend belang erbij dat door Adelchi en Van Woensel geen restvoorraden van de omstreden modellen worden verhandeld. Het hof komt tot dit voorlopig oordeel nu niet is betwist dat Adelchi de schoenen niet meer in de collectie heeft en Van Bommel heeft betoogd dat zij 1 van de 3 schoenmodellen nog verkoopt.

Het hof veroordeelt Adelchi tot staking van de verhandeling van de schoenen en tot terugbetaling van de door Van Bommel aan haar en Van Woensel betaalde proceskosten. De hoogte van de proceskosten, zoals vastgesteld door de voorzieningenrechter komt in hoger beroep niet aan bod, nu daartegen geen grief is gericht. Volgt een proceskostenveroordeling in hoger beroep van 20.000 euro.

Het hof verbiedt Van Woensel de restvoorraad te verkopen. In de vrijwaringprocedure is Adelchi veroordeeld in de kosten van Van Woensel in beide instanties.

Lees het arrest hier. Vonnis rechtbank Amsterdam, 26 oktober 2006: IEF 2810 (27 oktober 2006).