Gepubliceerd op woensdag 8 augustus 2012
IEF 11652
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Forumkeuze, connexiteit en naar analogie bevoegd

Rechtbank 's-Gravenhage 25 juli 2012, zaaknr. 405758/HA ZA 11-2589 (Pantofola d'Oro Spa. c.s. tegen Rucanor Europe B.V. c.s.)

Merkenrecht. Contract met forumkeuze. Procesrecht. Connexiteit 220 lid 1 Rv. De Italiaanse onderneming Pantofola d'Oro ontwerpt en verhandelt schoenen, meer specifiek sneakers. Pantofola d'Oro is houdster van een Benelux beeldmerk voor onder meer schoenen. Rucanor is een Nederlandse onderneming die zich bezighoudt met het ontwerp en verhandeling van sportartikelen en -accessoires, waaronder sneakers. Rucanor heeft oppositie ingesteld tegen de Benelux merkregistratie en het Gemeenschapsmerkdepot op grond van het haar toekomende Gemeenschapsbeeldmerk. Partijen hebben ter beslechting van het geschil een 'Settlement Agreement' gesloten. Eind 2010 Pantofola constateert dat de collectie van Rucanor nieuwe ontwerpen bevat, welke zijn ontleend aan de ontwerpen van Pantofola.

Ten aanzien van de reconventionele vordering tot verklaring voor recht dat de overeenkomst rechtsgeldig is ontbonden en tot vergoeding van schade, oordeelt de rechtbank dat deze vraag door de rechtbank Amsterdam moet worden beantwoord. In de situatie dat het merkenrechtelijke geschil bij de rechtbank 's-Gravenhage wordt beslecht en geschil met betrekking tot de overeenkomst bij de rechtbank Amsterdam, kan dat tot tegenstrijdige beslissingen leiden.

Aanhouding door rechtbank totdat door rechtbank Amsterdam is beslist, zou betekenen dat deze procedure onredelijke vertraging oploopt. Die consequentie staat op gespannen voet met artikel 6 EVRM, een goede proceseconomie, maar ook niet valt in te zien dat partijen – als zij dit ten tijde van het aangaan van de overeenkomst onder ogen hadden gezien – die consequentie zouden hebben gewild. Dit geldt eens te meer nu partijen hebben gekozen voor een andere overheidsrechter. In feite betreft het hier een onvoorziene omstandigheid, waarbij een redelijke en praktische uitleg leidt tot beslechting door deze rechtbank, nu deze bij uitsluiting bevoegd is voor een ander, maar in verregaande mate verknocht deel van het geschil.

Zouden de op de overeenkomst gebaseerde vorderingen afzonderlijk aanhangig gemaakt zijn bij de rechtbank Amsterdam, dan zou dat grond zijn voor verwijzing van die vorderingen naar de rechtbank ’s-Gravenhage wegens connexiteit op grond van artikel 220 lid 1 Rv. Aan de vordering tot nietigverklaring van het Benelux merk wordt een Gemeenschapsmerk ten grondslag gelegd, aldus is deze rechtbank exclusief bevoegd om van beide vorderingen kennis te nemen. De rechtbank zal de vorderingen gegrond op de overeenkomst naar analogie daarvan derhalve aan zich houden. (zie uitgebreid r.o. 4.5)

De rechtbank wijst de incidentele vorderingen af, houdt iedere verdere beslissing aan en verwijst de zaak naar de rol voor een comparitie van partijen.

Geschil voortvloeiend uit de overeenkomst
4.5. Verwijzing van de vorderingen die betrekking hebben op de overeenkomst naar de rechtbank Amsterdam conform het forumkeuze beding, zou het ongerijmde gevolg hebben dat als verweersters in reconventie bij wijze van verweer tegen de op het Gemeenschapsmerk gebaseerde vorderingen zich op de overeenkomst zouden beroepen en zouden stellen dat zij op grond daarvan toestemming hebben voor het gebruik van een teken dat overeenstemt met het merk van Rucanor, de rechtbank ’s-Gravenhage geen kennis zou kunnen nemen van dat verweer, omdat de vraag of de overeenkomst rechtsgeldig is opgezegd door de rechtbank Amsterdam beantwoord zou dienen te worden. Daarenboven zou in de situatie dat het merkenrechtelijk geschil bij rechtbank ’s-Gravenhage en het geschil voortvloeiende uit de overeenkomst bij rechtbank Amsterdam zou worden beslecht, het risico bestaan op tegenstrijdige beslissingen. Aanhouding door deze rechtbank totdat door rechtbank Amsterdam is beslist, zou betekenen dat deze procedure onredelijke vertraging oploopt. De procedure bij deze rechtbank zou dan immers pas voort kunnen gaan nadat in de bij rechtbank Amsterdam aanhangig gemaakte procedure definitief – in kracht van gewijsde – is beslist over de rechtsgeldigheid van de overeenkomst. Die consequentie staat niet alleen op gespannen voet met artikel 6 EVRM en een goede proceseconomie, maar ook niet valt in te zien dat partijen – als zij dit ten tijde van het aangaan van de overeenkomst onder ogen hadden gezien – die consequentie zouden hebben gewild. Dit geldt eens te meer nu partijen hebben gekozen voor een andere overheidsrechter. In feite betreft het hier een onvoorziene omstandigheid, waarbij een redelijke en praktische uitleg leidt tot beslechting door deze rechtbank, nu deze bij uitsluiting bevoegd is voor een ander, maar in verregaande mate verknocht deel van het geschil. Zouden de op de overeenkomst gebaseerde vorderingen afzonderlijk aanhangig gemaakt zijn bij de rechtbank Amsterdam, dan zou dat grond zijn voor verwijzing van die vorderingen naar de rechtbank ’s-Gravenhage wegens connexiteit op grond van artikel 220 lid 1 Rv. De rechtbank zal de vorderingen gegrond op de overeenkomst naar analogie daarvan derhalve aan zich houden.

Beneluxmerk
4.6. De vraag of de forumkeuze in de overeenkomst zich uitstrekt tot de vorderingen die zijn gebaseerd op het Beneluxmerk behoeft geen beantwoording. Wat daarvan zij, deze vorderingen hangen naar het oordeel van de rechtbank zodanig samen met de vorderingen op grond van het – identieke – Gemeenschapsmerk, dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting onverenigbare beslissingen worden gegeven. Ook die vordering zal de rechtbank met analoge toepassing van artikel 220 lid 1 Rv derhalve aan zich houden.
Voorwaardelijke vorderingen
4.7. Voor wat betreft de voorwaardelijke vorderingen tot – kortgezegd – nietigverklaring van het Gemeenschaps- en Beneluxmerk van Pantofola geldt dat deze rechtbank ten aanzien van het Gemeenschapsmerk gelet op artikel 95 lid 1, 96 sub a en artikel 97 lid 5 GMVo jo. artikel 3 Uitvoeringswet exclusief bevoegd is. Aan de vordering tot nietigverklaring van het Beneluxmerk wordt ook een Gemeenschapsmerk ten grondslag gelegd. Aldus is deze rechtbank exclusief bevoegd om van beide vorderingen kennis te nemen.

Op andere blogs:
Quafi.eu (Forumkeuze, connexiteit en naar analogie bevoegd)