Gepubliceerd op dinsdag 29 augustus 2017
IEF 17062
Rechtbank Rotterdam ||
9 aug 2017
Rechtbank Rotterdam 9 aug 2017, IEF 17062; ECLI:NL:RBROT:2017:6198 (Familienaam loodgieter), https://ie-forum.nl/artikelen/gebruik-van-familienaam-vormt-een-onderscheidend-element-en-levert-handelsnaaminbreuk-op

Gebruik van familienaam vormt een onderscheidend element en levert handelsnaaminbreuk op

Rechtbank Rotterdam 9 augustus 2017, IEF 17062; ECLI:NL:RBROT:2017:6198 (Familienaam loodgieter) Inbreuk handelsnaamrecht. Eiser is eigenaar van een loodgietersbedrijf en heeft het failliet verklaarde familiebedrijf van gedaagde overgekocht, hierbij is de handelsnaam van gedaagde ook aan eiser overgedragen. Gedaagde heeft daarna het 'Loodgietersbedrijf AWZ' opgericht. De kern van het geschil tussen partijen betreft de vraag of gedaagde met het vermelden van zijn eigen familienaam in combinatie met de ingeschreven handelsnaam 'Loodgietersbedrijf AWZ' inbreuk maakt op de door eiser gebruikte handelsnamen. De rechtbank stelt handelsnaaminbreuk vast. Doordat de familienaam van gedaagde direct voor of boven de handelsnaam Loodgietersbedrijf AWZ geplaatst wordt in advertenties moet het geheel als gebezigde handelsnaam worden beschouwd. De familienaam van gedaagde vormt naast AWZ een onderscheidend element, door dit gebruik ontstaat gelijkenis met de door eiser gebezigde handelsnaam in de advertenties in dezelfde krant. Hierdoor kan verwarring bij het publiek ontstaan.

4.9. Anders dan door [gedaagde] is bepleit, is de rechtbank van oordeel dat niet gezegd kan worden dat [gedaagde] zijn eigen naam niet (heeft) gebruikt als handelsnaam maar uitsluitend als contactgegeven. Dit geldt met name voor het gebruik in de hiervoor afgebeelde (kleine) advertenties in de plaatselijk krant. Zo is in de advertentie als geplaatst in 2014 (zie 2.13.) de naam [gedaagde] geplaatst direct voor/ boven de ingeschreven handelsnaam LOODGIETERSBEDRIJF AWZ. Daardoor moet het geheel als gebezigde handelsnaam worden beschouwd, waarbinnen de naam [gedaagde] naast AWZ een onderscheidend element vormt; de aanduiding loodgietersbedrijf is dat niet, dat beschrijft immers slechts de aard van de onderneming. Door dit gebruik ontstaat gelijkenis met de door [eiser] gebezigde handelsnaam in de advertenties in dezelfde krant, te weten: ‘Loodgietersbedrijf [gedaagde] [straatnaam A] ’, waarbinnen eveneens de naam [gedaagde] een onderscheidend element vormt. De handelsnaam van [gedaagde] wijkt zodoende slechts in geringe mate af van de handelsnaam van [eiser] . Door het gebruik van de naam ‘ [gedaagde] ’ in beide handelsnamen kan ook verwarring bij het publiek ontstaan. Daarbij weegt mee de geringe omvang in combinatie met de wijze waarop deze advertenties zijn vorm gegeven waardoor de visuele waarneming van de handelsnamen door het publiek wordt beïnvloed. Weliswaar moet gezegd worden dat in de latere advertenties meer afstand is gelaten tussen de vermelding van Loodgietersbedrijf AWZ en de eigen naam [gedaagde] , maar dat is nog onvoldoende om te kunnen concluderen dat geen sprake meer is van handelsnaamgebruik. Daarbij speelt een rol enige nawerking van de eerdere advertenties. Een en ander brengt met zich dat [gedaagde] met voormelde advertenties – gegeven het feit dat het hier gaat om twee loodgietersbedrijven werkzaam in dezelfde regio – in strijd met artikel 5 Hnw heeft gehandeld en dit hem kan worden verboden. Dat er zodoende beperkingen gelden voor de aanduiding van de onderneming met gebruikmaking van de familienaam is inherent aan de omstandigheid dat met de onderneming ook de door het bedrijf altijd gevoerde handelsnaam tevens familienaam is overgedragen. Overigens betekent een en ander nog niet dat [gedaagde] ieder gebruik van zijn eigen naam in relatie tot de onderneming kan worden verboden. De enkele duiding als contactadres mag wel. Als zodanig is wel te beschouwen het vermelden van de NAW-gegevens linksonder op de achterkant van de bedrijfsauto, nu daarop de aanduiding Loodgietersbedrijf AWZ daarvan duidelijk gescheiden en veel prominenter midden rechts en aan de zijkanten van de bedrijfsauto is vermeld (hiervoor afgebeeld onder 2.16.).

 4.10. De conclusie is dat de vordering als hiervoor weergegeven onder 3.1. sub I voor toewijzing gereed ligt, met dien verstande dat het bevel tot staking van de inbreuk zich niet kan uitstrekken tot ook het gebruik van de enkele handelsnaam [eiser] Loodgieters zoals gevorderd, nu daarop geen inbreuk is gemaakt door [gedaagde] . Voorts geldt dat onder inbreuk op de handelsnaam ‘ [gedaagde] Loodgietersbedrijf’ (al dan niet in combinatie met een andere naam) – zoals hiervoor is overwogen – niet valt het gebruik van de naam als contactgegeven op de wijze als aangegeven op de bedrijfsauto. De gevorderde dwangsom zal worden gemaximeerd tot een bedrag van € 50.000, -.

4.11. Nu sprake is van handelsnaaminbreuk en gesteld noch gebleken is dat dit [gedaagde] niet zou zijn toe te rekenen, is [gedaagde] gehouden de ten gevolge daarvan door [eiser] geleden schade te vergoeden.