Gepubliceerd op woensdag 7 juni 2017
IEF 16842
Rechtbank Limburg ||
16 feb 2017
Rechtbank Limburg 16 feb 2017, IEF 16842; ECLI:NL:RBLIM:2017:1419 (Aliter Curari tegen Health Programs), https://ie-forum.nl/artikelen/gedeeltelijke-opheffing-beslagen-aliter-curari-tegen-health-programs

Gedeeltelijke opheffing beslagen Aliter Curari tegen Health Programs

Vzr. Rechtbank Limburg 16 februari 2017, IE 16842; ECLI:NL:RBLIM:2017:1419 (Aliter Curari tegen Health Programs) Zie eerder IEF 16192 en IEF 16365. Kort geding. Distributierecht. Aliter Curari vordert Health Programs te bevelen dat alle ten laste van eisers gelegde beslagen op te heffen en om Health Programs te bevelen zich te onthouden van negatieve uitlatingen in welke vorm en via welk medium ook. Alleen de beslagen ten aanzien van Aliter Curari kunnen worden gehandhaafd, de overige beslagen moeten worden opgeheven. De vordering tot onthouding van negatieve uitlatingen wordt tevens afgewezen omdat deze te algemeen is geformuleerd.

4.5.3. Hiervoor is al voorlopig geoordeeld dat [eiseres sub 2] en [eiser sub 3] in privé niet contractueel gebonden moeten worden geacht aan het geheimhoudingsbeding. Dan resteert de vraag of zij op dit punt in hun hoedanigheid van bestuurder van Aliter Curari dan wel [X] ’s onrechtmatig jegens [Y] hebben gehandeld. Voor het aannemen van aansprakelijkheid als bestuurder is naar vaste jurisprudentie vereist dat deze afhankelijk van de aard en ernst van de normschending en de overige omstandigheden van het geval een persoonlijk voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt. Nog afgezien van het antwoord op de vraag of in de bodemprocedure uiteindelijk komt vast te staan of Aliter Curari het geheimhoudingsbeding heeft geschonden, rust op [Y] de (verzwaarde) stelplicht en, zo nodig bewijslast, dat [eiseres sub 2] en [eiser sub 3] daarvoor in hun kwaliteit van bestuurders van Aliter Curari dan wel [X] ’s aansprakelijk kunnen worden gehouden. Bij de huidige stand van zaken heeft [Y] op dit punt niet aan de op haar rustende stelplicht voldaan en lijkt naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter de tegen [eiseres sub 2] en [eiser sub 3] ingestelde onrechtmatige daadsactie geen deugdelijke grondslag voor toewijzing van haar vorderingen. Voor de tegen [X] ’s op deze grond ingestelde vorderingen geldt mutatis mutandis hetzelfde.
    4.6.2. Dienaangaande wordt het volgende overwogen.
[Y] heeft, hoewel dat op haar weg lag, niet aannemelijk gemaakt dat op [eiseres sub 2] en [eiser sub 3] in privé of als bestuurders enige contractuele of wettelijke aansprakelijkheid rust voor schending van het geheimhoudingsbeding dan wel de oprichting van een nieuwe coöperatie, die vergelijkbare bedrijfsactiviteiten uitoefent met een andere leverancier.
Alleen al om die reden moeten hun belangen bij opheffing van de conservatoire (derden) beslagen prevaleren boven die van [Y] bij handhaving daarvan. Het belang van [X] ’s bij voortzetting van haar onderneming is evident. In beginsel staat het haar vrij om een soortgelijke (concurrerende) onderneming te exploiteren als Aliter Curari en CelXpert B.V. Zulks klemt te meer nu vaststaat dat [X] ’s haar producten betrekt van een andere leverancier. De dagvaarding in de door [Y] op 2 december 2016 aanhangig gemaakte bodemzaak biedt voorshands onvoldoende aanknopingspunten voor de aanname dat en, zo ja, op welke wijze [X] ’s CelXpert B.V., die in de bodemzaak geen procespartij is, en/of [Y] oneerlijke (lees: onrechtmatige) concurrentie heeft aangedaan. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter heeft [X] ’s dus een zwaarwegend belang bij voortzetting van haar onderneming Het belang van [Y] bij handhaving van het beslag moet daarvoor wijken. In dat oordeel is mede betrokken de overweging dat de beslagen ten laste van [X] ’s slechts voor een bedrag van € 1.243,68 doel hebben getroffen. De beweerdelijke vordering van [Y] op [X] ’s kan dus bij lange na niet uit dit bedrag voldaan worden.
    4.8. Uit de bodemzaken en korte gedingen, die partijen tegen elkaar hebben gevoerd c.q. voeren, blijkt dat hun verhouding ernstig is verstoord. In het recente verleden hebben beide partijen zich tegen derden en of (oud)klanten direct dan wel indirect schuldig gemaakt aan het doen van negatieve uitlatingen. Verwezen wordt naar de vonnissen van de voorzieningenrechters van Den Haag (8 november 2016) en Oost-Brabant (29 december 2016). Hierbij ging het steeds om concreet omschreven gedragingen of uitlatingen, die door de desbetreffende voorzieningenrechters onrechtmatig zijn bevonden.
De thans voorliggende vordering is te algemeen geformuleerd. Daarenboven zou het opleggen van een verbod aan [Y] om zich volledig te onthouden van het doen van enige negatieve uitlating over Aliter Curari c.s., in welke vorm of via welk medium dan ook, bij toewijzing daarvan leiden tot onoverkomelijke executieproblemen. Om die reden moet deze vordering worden afgewezen.