22 nov 2024
Geen aanvullende betaling voor webshopontwikkeling
Rb. Amsterdam 22 november 2024, IEF 22473, IT 4746; ECLI:NL:RBAMS:2024:8394 (eiser tegen gedaagde). Eiser, handelend onder de handelsnaam [handelsnaam 1], heeft in opdracht van gedaagde, handelend onder de handelsnaam [handelsnaam 2], een webshop ontwikkeld voor haar bedrijf. Partijen hebben vooraf geen prijsafspraken gemaakt. Eiser heeft €9.917,98 gefactureerd, waarvan gedaagde €6.104,06 heeft betaald. Eiser vordert betaling van het resterende bedrag van €3.813,92. Gedaagde betwist de redelijkheid van het gefactureerde bedrag, voert aan dat zij alle afbeeldingen en teksten zelf heeft aangeleverd, en stelt dat soortgelijke opdrachten bij andere websiteontwikkelaars veel minder kosten. De kantonrechter oordeelt dat het door gedaagde betaalde bedrag van €6.104,06 een redelijke vergoeding is voor de werkzaamheden. Het resterende bedrag wijst de kantonrechter af, omdat eiser onvoldoende heeft onderbouwd hoe de kosten zich hebben opgebouwd. Met name voor de technische werkzaamheden ontbreekt een toelichting op de tijdsbesteding en de aard van de uitgevoerde werkzaamheden, terwijl dit gezien de betwisting door gedaagde noodzakelijk was. Daarnaast stelt gedaagde dat eiser onrechtmatig heeft gehandeld door zonder toestemming elementen van het ontwerp van de webshop te gebruiken voor de website van een kapsalon van een kennis van gedaagde, waarmee haar auteursrecht wordt geschonden. Dit betoog heeft zij aangedragen als een voorwaardelijk verrekeningsverweer. De kantonrechter gaat hier echter niet op in, omdat de vordering van eiser wordt afgewezen.
5.9. Voor het technische deel van de webshop ontbreekt een onderbouwing van de redelijke prijs. [gedaagde] heeft betwist dat een bedrag van 4.700,- een redelijke prijs is voor deze werkzaamheden. [eiser] heeft vervolgens wel wat inzicht gegeven in deze technische werkzaamheden, maar is daarbij niet ingegaan op de gefactureerde bedragen. De onduidelijkheid over de opbouw van de facturen blijft daardoor bestaan. Het had op de weg van [eiser] gelegen om meer uitleg te geven bijvoorbeeld door te motiveren hoeveel uur de verschillende technische aspecten in beslag hebben genomen en wat deze aspecten precies inhielden. Zeker in het licht van de betwisting van [gedaagde] had dit mogen worden verwacht. Nu dat [eiser] voor het overige onvoldoende gemotiveerd heeft gesteld, betekent dit dat er niet kan worden beoordeeld of [eiser] hiervoor een redelijke prijs heeft gevraagd.
5.10. Als de onderbouwing van [eiser] voor de ontwerpwerkzaamheden wordt gevolgd, komt de kantonrechter er op uit dat het toevoegen van 79 producten ongeveer 1.975,- heeft gekost. Volgens de redenatie van [eiser] hebben de ontwerpwerkzaamheden uiteindelijk echter ongeveer 5.200,- gekost (het verschil tussen het totaalbedrag van 9.917,98 en het bedrag van 4.700,- voor de technische werkzaamheden). [eiser] heeft aangegeven dat de extra kosten erin zijn gelegen dat [gedaagde] daarna dingen wilde aanpassen, zodat producten opnieuw moesten worden toegevoegd. [gedaagde] heeft deze gang van zaken betwist en meent ook dat dergelijke extra werkzaamheden niet nog eens ruim 3.000,- hebben kunnen kosten. Gelet hierop had het op de weg van [eiser] gelegen om duidelijk te maken welke extra opdrachten hij heeft uitgevoerd en dat daarmee nog ruim 3.000,- gemoeid is geweest. Dat heeft [eiser] niet inzichtelijk gemaakt.