21 mei 2025
Geen bewijs van kwade trouw bij registratie merk Glubschis

Gerecht van de Europese Unie 21 mei 2025, IEF 22721; IEFbe 3915; ECLI:EU:T:2025:525 (Ty Inc. tegen EUIPO, Carletto Management & Logistik AG). In deze gevoegde zaken verzoekt Ty Inc. om nietigverklaring van drie beslissingen van de Kamer van Beroep, waarbij haar verzoeken tot nietigverklaring van het woordmerk en het beeldmerk Glubschis, geregistreerd op naam van rechtsvoorgangers van Carletto Management & Logistik AG, zijn afgewezen. De verzoeken zijn gebaseerd op de absolute nietigheidsgrond van kwade trouw bij de indiening van de merken. De Kamer stelt vast dat Carletto Deutschland sinds 2011 met succes pluche dieren van Ty verkocht onder de aanduiding Glubschi of Glubschis, en dat deze aanduiding in 2011 werd voorgesteld aan Ty door de directeur van Carletto Deutschland. Ty stemde in met het gebruik van deze tekens. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de tekens Glubschi en Glubschis openlijk en in ruime mate zijn gebruikt voor de verkoop van de producten van Ty. De betwiste merken zijn zonder schriftelijke toestemming van Ty aangevraagd. De Kamer oordeelde dat Ty van deze aanvragen kennis heeft gehad en deze ten minste heeft gedoogd, mede op basis van verklaringen van een voormalig medewerker van Ty.
Het Gerecht acht deze verklaringen niet doorslaggevend, maar stelt vast dat Ty zelf is afgeweken van de contractuele verplichting tot schriftelijke toestemming, door gebruik van de tekens zonder schriftelijke overeenkomst toe te staan. De overeenkomst waarin specifieke afspraken over merken zouden worden vastgelegd is nooit ondertekend. Het Gerecht bevestigt dat de aanvragen zijn gedaan in een periode waarin de samenwerking tussen partijen harmonisch en succesvol verliep. Er zijn geen aanwijzingen dat Carletto Deutschland beoogde haar contractuele verplichtingen te ondermijnen of zich de door Ty opgebouwde goodwill toe te eigenen. Het Gerecht acht het latere gebruik van de merken in 2019, na beëindiging van de samenwerking, niet relevant voor de beoordeling van de bedoeling bij de merkaanvragen. De vraag wie de rechten op de merken na afloop van de overeenkomst bezit, betreft een contractueel geschil dat buiten het bestek van deze procedure valt.
Het Gerecht stelt vast dat Ty, Inc. geen bewijzen heeft overgelegd die aantonen of objectief doen blijken dat de rechtsvoorgangers van Carletto bij de indiening van de betwiste merken te kwader trouw hebben gehandeld. De Kamer heeft dan ook terecht geoordeeld dat geen sprake is van kwade trouw. De vorderingen worden afgewezen en Ty, Inc. wordt verwezen in de kosten.
49 Das Gericht stellt fest, dass der Vertriebsvertrag zwar den Abschluss einer gesonderten Vereinbarung durch die Parteien vorsah, die u. a. Fragen im Zusammenhang mit Handelsmarken regelte, in der mündlichen Verhandlung jedoch bestätigt worden ist, dass diese Vereinbarung nie unterzeichnet wurde. In diesem Zusammenhang ist, selbst wenn man davon ausgeht, dass es sich bei der Benutzung der angegriffenen Zeichen und den Anmeldungen der angegriffenen Marken um eine Werbeaktivität oder die Verwendung von Werbematerial im Sinne der oben genannten vertraglichen Bestimmungen handelt, festzustellen, dass die Klägerin selbst von diesen Bestimmungen abgewichen ist, indem sie die Benutzung der Zeichen Glubschi und Glubschis ohne schriftliche Zustimmung erlaubt hat. Da Carletto Deutschland im Übrigen die Klägerin um Zustimmung zur Benutzung des Zeichens Glubschi oder Glubschis gebeten hat und nicht festgestellt worden ist, dass Carletto Deutschland versucht hätte, die Anmeldungen der angegriffenen Marken oder deren Eintragung gegenüber der Klägerin zu verschleiern (siehe oben, Rn. 44), ist nicht erwiesen, dass Carletto Deutschland den Willen hatte, ihre vertraglichen Verpflichtungen zu unterlaufen.
53 Im vorliegenden Fall ist darauf hinzuweisen, dass die angegriffenen Marken angemeldet wurden, als die Parteien des Vertriebsvertrags harmonisch und erfolgreich zusammenarbeiteten. Wie die Beschwerdekammer ausführt, sollten mit diesen Anmeldungen die Zeichen geschützt werden, die von Carletto Deutschland erfolgreich und mit Zustimmung der Klägerin zur Förderung des Verkaufs von Plüschtieren insbesondere in Deutschland und Österreich verwendet wurden. Sie fügten sich somit in die Vertriebsstrategie ein, die Carletto Deutschland zur Erfüllung der ihr von der Klägerin übertragenen Aufgabe verfolgte.