Gepubliceerd op vrijdag 27 september 2019
IEF 18713
Rechtbank Den Haag ||
25 sep 2019
Rechtbank Den Haag 25 sep 2019, IEF 18713; (Van Vliet tegen Van Vliet), https://ie-forum.nl/artikelen/geen-inbreuk-op-handelsnaam-wegens-ontbreken-verwarringsgevaar

Uitspraak ingezonden door Marjolein Driessen, Legaltree.

Geen inbreuk op handelsnaam wegens ontbreken verwarringsgevaar

Rechtbank Den Haag 25 september 2019, IEF 18713; (Van Vliet tegen Van Vliet) Eiseres Arjan van Vliet Hoveniersbedrijf exploiteert een hoveniersbedijf sinds 1998. Gedaagde A. van Vliet is in 2015 eenmanszaak  "A.van Vliet Hoveniers" begonnen. In 2017 heeft eiseres bij brief gedaagde gesommeerd om staking van iedere inbreuk op de handelsnaam van eiseres te bevestigen, in de toekomst geen handelsnaam te laten registreren waarvan de handelsnaam van eiseres deel uitmaakt en de oude handelsnaam aan eiseres over te dragen. Gedaagde heeft aan de sommatie gevolg gegeven en zijn handelsnaam gewijzigd in "AVV Hoveniers". Vervolgens vordert eiseres alsnog in rechte staking van de inbreuk op haar handelsnaam. Maakt gedaagde door het voeren van zijn nieuwe handelsnaam inbreuk op de handelsnaam van eiseres en/of handelt gedaagde in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid? In dit geval is geen sprake van een inbreuk op de handelsnaam van eiseres door gedaagde, omdat er geen verwarringsgevaar is. Bij het gebruik voor- en achternaam in verband met het bedrijf door gedaagde, blijft steeds duidelijk dat het om de eigen naam van gedaagde gaat. Daarnaast is hij niet aansprakelijk wegens in strijd handelen met de maatschappelijke zorgvuldigheid. Eiseres lijdt immers geen schade door van de nieuwe handelsnaam van gedaagde, aangezien het aannemelijker is dat oude klanten van gedaagde bij eiseres terecht komen dan dat klanten van eiseres op grond van verwarring naar gedaagde gaan.

4.11. De wijze waarop gedaagde (op dit moment) gebruik maakt van de voornaam en achternaam, te weten mondeling, op visitekaartjes en in teksten op zijn website als beschrijving van het bedrijf, kan evenmin bijdragen aan voor artikel 5 Hnw relevant verwarringsgevaar. Bij dit gebruik is immers steeds duidelijk dat het hierbij om de eigen naam van gedaagde gaat, terwijl zowel op de visitekaartjes als op de website telkens ook de nieuwe handelsnaam zichtbaar is.

4.12. Hoewel de aard van de ondernemingen van eiseres en gedaagde vergelijkbaar is en zij actief zijn in overlappende regio’s, brengen de verschillen tussen beide handelsnamen mee dat geen gevaar voor verwarring bestaat in de zin van artikel 5 Hnw. Voor zover zich, zoals eiseres stelt en gedaagde betwist, concreet verwarring tussen de ondernemingen voordoet, lijkt dit veeleer het gevolg te zijn van de met de handelsnaam van eiseres overeenkomende eigen naam van gedaagde. Dit betreft evenwel geen verwarring als gevolg van de handelsnaam van gedaagde. Het gebruik van zijn naam ter aanduiding van hemzelf, terwijl hij zijn onderneming voert onder een van die van eiseres voldoende afwijkende handelsnaam, is gedaagde toegestaan, zodat eventuele verwarring als gevolg daarvan niet voor zijn rekening dient te komen. Dit geldt ook voor het gebruik door gedaagde van de voornaam en/of achternaam in combinatie met “hovenier” (waartegen eiseres ook bezwaar maakt), al omdat dit nu eenmaal een aanduiding is van de eigen naam en het beroep van gedaagde.

4.15. Ook de stelling dat gedaagde tracht mee te liften met en profiteren van de door eiseres opgebouwde naamsbekendheid kan niet slagen. De wijze waarop gedaagde zijn eigen naam op de website van zijn bedrijf gebruikt is hem toegestaan. Dat op enkele pagina’s op die website en in de broncode daarvan ook nog de oude handelsnaam van gedaagde is dan wel was terug te vinden, is in het licht van de overige inspanningen van gedaagde om de naamswijziging door te voeren, niet als onrechtmatig profiteren aan te merken. Dat dit - zoals eiseres stelt - tot gevolg heeft dat bij het zoeken via Google met de voornaam en achternaam en “hovenier” ook de website van gedaagde in de resultaten verschijnt, maakt dat niet anders, mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over het toegestane gebruik door gedaagde van zijn eigen naam en beroep. Daarbij komt dat in de door eiseres in dit verband getoonde zoekresultaten, de bovenste vijf dan wel drie vermeldingen naar de onderneming van eiseres verwijzen. De verwarring tussen de ondernemingen waarop eiseres zich beroept, lijkt zich bovendien uitsluitend voor te doen in die zin dat klanten die naar gedaagde op zoek zijn bij eiseres uitkomen, zodat ook om die reden geen aanleiding bestaat voor de conclusie dat sprake is van door gedaagde onrechtmatig aanhaken bij de onderneming van eiseres.

4.16. Nog daargelaten of eiseres zich als ondernemer kan beroepen op artikel 6:193c lid 1 sub fBW, kan dit beroep al niet slagen omdat uit het hiervoor overwogene volgt dat het gebruik door gedaagde van zijn handelsnaam, al dan niet in combinatie met zijn eigen naam, niet als misleidend is aan te merken.

4.17. De conclusie van het voorgaande is dat gedaagde met de handelsnaam die hij op dit moment voert en ander naamgebruik geen inbreuk maakt op de handelsnaam van eiseres of anderszins onrechtmatig jegens haar handelt. Nu ook niet is gesteld of gebleken dat het risico bestaat dat gedaagde dit in de toekomst wel zal doen, bestaat geen aanleiding voor toewijzing van de vorderingen van gedaagde.