4 sep 2025
Geen mededeling aan het publiek voor bewoners bejaardentehuis

HvJEU 4 september 2025, IEF 22894, ECLI:EU:C:2025:654 (GEMA tegen Seniorenresidenz). Volgens vaste rechtspraak verricht een gebruiker een mededeling aan het publiek in de zin van het auteursrecht, als hij weloverwogen toegang verleent tot beschermde werken die het voorwerp van radio- of televisie-uitzendingen zijn geweest aan leden van het publiek die zonder de tussenkomst van deze gebruiker geen toegang tot die uitzendingen hadden kunnen hebben. Het gaat dan met name om exploitanten van bijvoorbeeld hotels, cafés, revalidatiecentra en appartementen voor kortstondige verhuur. Deze plekken hebben gemeen dat het gaat om verblijf van een korte periode. In deze zaak wordt het Hof verzocht of deze redenering ook geldt voor een inrichting waar de betrokken ontvangers permanent wonen. Er wordt een drietal vragen gesteld in r.o. 11. Met de eerste vraag wil de verwijzende rechter weten of de bewoners van een commercieel geëxploiteerd bejaardentehuis die beschikken over een radio- en televisieaansluiting een 'onbepaald aantal potentiële ontvangers' zijn in de zin van de een mededeling aan het publiek als bedoeld in art. 3 lid 1 van Richtlijn 2001/29. Verder is tot nu toe voor de kwalificatie als mededeling aan het publiek vereist dat de mededeling plaatsvindt volgens een specifieke technische werkwijze die verschilt van de werkwijze die tot nu toe werd gebruikt of bij gebreke daarvan gericht is tot een nieuw publiek. Met de tweede vraag wil de verwijzende rechter weten of dit nog steeds algemeen geldig is, of is de gebruikte technische werkwijze alleen nog van belang bij doorgifte op het open internet van inhoud die voorheen via de ether, satelliet of kabel is ontvangen? Als laatste wil de verwijzende rechter weten of het feit dat een exploitant van een bejaardenhuis met een kabelsysteem die via zijn satelliet antenne ontvangen uitzendingen doorgeeft aan de kamers van dat tehuis, een mededeling aan het publiek vormt waarvoor krachtens deze bepaling toestemming is vereist van de auteursrechthebbenden, omdat deze doorgifte bestemd is voor een „nieuw publiek”, dat wil zeggen een publiek dat de auteursrechthebbenden niet op het oog hadden toen zij toestemming verleenden voor de oorspronkelijke uitzending.
Szpunar behandelt in zijn conclusie de tweede (r.o. 15-27) en derde vraag (r.o. 28-44), hiermee kan de verwijzende rechter het geschil beslechten. De eerste vraag behandelt hij subsidiair, mocht het Hof zijn beredenering niet volgen (r.o. 45-54). Volgens Szpunar moet worden geantwoord dat de doorgifte van het radio‑ en televisiesignaal van de antenne aan de ontvangsttoestellen die zich in een bejaardenhuis bevinden geen mededeling is die wordt verricht volgens een specifieke technische werkwijze die verschilt van die welke voor de oorspronkelijke uitzending werd gebruik. De gehanteerde definitie dus nog algemeen geldig. De doorgifte van het radio‑ en televisiesignaal van de antenne aan de ontvangsttoestellen die zich in een bejaardenhuis bevinden, is geen mededeling die wordt verricht volgens een specifieke technische werkwijze die verschilt van die welke voor de oorspronkelijke uitzending werd gebruikt. Volgens vaste rechtspraak dient een secundaire mededeling, om te worden gekwalificeerd als "mededeling aan het publiek” in de zin van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29, te worden verricht volgens een specifieke technische werkwijze, of, bij gebreke daarvan, bestemd te zijn voor een nieuw publiek. In een situatie als die in het hoofdgeding is aan geen van beide criteria voldaan. De exploitant van en bejaardentehuis verricht dus geen mededeling aan het publiek wanneer hij met zijn kabelnet omroepprogramma’s die hij via een satellietontvangstsysteem heeft ontvangen, gelijktijdig, onveranderd en volledig doorgeeft aan de aanwezige radio‑ en televisieaansluitingen in de kamers van de bewoners. De bewoners van het bejaardentehuis zouden een publiek kunnen vormen waarvoor een mededeling in de zin van art. 3, lid 1, van richtlijn 2001/29 voor is bestemd. Het antwoord van het Hof op de prejudiciële vragen, laat nog even op zich wachten.
11. In die omstandigheden heeft het Bundesgerichtshof de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:
„1) Vormen de bewoners van een commercieel geëxploiteerd bejaardenhuis die in hun kamers over een radio‑ en televisieaansluiting beschikken waaraan de exploitant van het bejaardenhuis via zijn kabelnet gelijktijdig, onveranderd en volledig omroepprogramma’s doorgeeft die hij via een eigen satellietontvangstsysteem heeft ontvangen, een ‚onbepaald aantal potentiële ontvangers’ in de zin van de definitie van ‚mededeling aan het publiek’ als bedoeld in artikel 3, lid 1, van [richtlijn 2001/29]?
2) Is de tot dusver door het Hof gehanteerde definitie, volgens welke voor de kwalificatie als ‚mededeling aan het publiek’ in de zin van artikel 3, lid 1, van [richtlijn 2001/29] vereist is dat de ‚mededeling van een beschermd werk [plaatsvindt] volgens een specifieke technische werkwijze die verschilt van de werkwijzen die tot dan toe werden gebruikt, of, bij gebreke daarvan, gericht [is] tot een ‚nieuw publiek’, dat wil zeggen een publiek dat door de houder van het auteursrecht nog niet in aanmerking werd genomen toen hij toestemming verleende voor de oorspronkelijke mededeling van zijn werk aan het publiek’, nog steeds algemeen geldig, of is de gebruikte technische werkwijze alleen nog van belang bij doorgifte op het open internet van inhoud die voorheen via de ether, satelliet of kabel is ontvangen?
3) Is er sprake van een ‚nieuw publiek’ in de zin van de definitie van ‚mededeling aan het publiek’ als bedoeld in artikel 3, lid 1, van [richtlijn 2001/29], wanneer een persoon die een bejaardenhuis met winstoogmerk exploiteert, via zijn kabelnet omroepprogramma’s die hij via een eigen satellietontvangstsysteem heeft ontvangen, gelijktijdig, onveranderd en volledig doorgeeft aan de aanwezige radio‑ en televisieaansluitingen in de kamers van de bewoners? Is het voor deze beoordeling van belang of de bewoners de radio‑ en televisieprogramma’s ook zonder kabeldoorgifte via de ether in hun kamers kunnen ontvangen? Is het voor deze beoordeling verder van belang of de rechthebbenden reeds een vergoeding ontvangen voor de toestemming die is gegeven voor de oorspronkelijke uitzending?”
55. Gelet op het bovenstaande geef ik het Hof in overweging de prejudiciële vragen van het Bundesgerichtshof te beantwoorden als volgt:
„Artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij moet aldus worden uitgelegd dat de exploitant van een bejaardenhuis geen mededeling aan het publiek verricht wanneer hij met zijn kabelnet omroepprogramma’s die hij via een satellietontvangstsysteem heeft ontvangen, gelijktijdig, onveranderd en volledig doorgeeft aan de aanwezige radio‑ en televisieaansluitingen in de kamers van de bewoners.”