Gepubliceerd op vrijdag 16 november 2007
IEF 5085
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Geen octrooieerbare uitvinding

Kamervragen met antwoord  nr. 528,  2e Kamer.  Vragen van de leden Gill'ard, Waalkens en Besselink (allen PvdA) aan de ministers van OCW, van VROM, van LNV, van EZ en van Justitie en de staatssecretaris van VWSover synthetische biologie. (Ingezonden 26 september 2007); Antwoord

O.a: Vraag 10: “Is het waar dat DNA in een minimale vorm, zelfs genen die uit een organisme zijn geïsoleerd en qua structuur volkomen indentiek zijn met genen uit de natuur, octrooieerbaar zijn?”

Antwoord vraag: “(…) Essentieel is echter dat het, zoals gezegd, dan wel moet gaan om een uitvinding en dus niet louter om (de beschrijving van) een gen. Artikel 5, lid 3 van de genoemde richtlijn vereist bovendien dat de industriële toepassing van de gensequentie of partiële gensequentie concreet moet worden vermeld in de octrooiaanvraag. In dit verband wijs ik ook op Overweging 23 bij de richtlijn: «Overwegende dat een louter DNA-fragment dat geen aanwijzing voor een functie bevat, geen technische informatie bevat en dus geen octrooieerbare uitvinding.”

Lees het kamerstuk hier.