Gepubliceerd op woensdag 26 maart 2025
IEF 22617
Gerecht EU (voorheen GvEA) ||
19 mrt 2025
Gerecht EU (voorheen GvEA) 19 mrt 2025, IEF 22617; ECLI:EU:T:2025:317 (Mercedes-Benz Group AG tegen EUIPO), https://ie-forum.nl/artikelen/geen-onderscheidend-vermogen-bij-beeldmerk-terreinvoertuig-van-mercedes-benz

Geen onderscheidend vermogen bij beeldmerk terreinvoertuig van Mercedes-Benz

Gerecht van de Europese Unie 19 maart 2025, IEF 22617; IEFbe 3893; ECLI:EU:T:2025:317 (Mercedes-Benz Group AG tegen EUIPO). Mercedes-Benz Group AG heeft bij het EUIPO een aanvraag ingediend om een beeldmerk te registreren. Het ging om een afbeelding van een voertuig dat een helling oprijdt, bedoeld voor producten zoals motorvoertuigen, onderdelen daarvan, banden en wielen. De aanvraag is deels afgewezen omdat het beeldmerk volgens het EUIPO geen onderscheidend vermogen heeft. Mercedes-Benz is daartegen in beroep gegaan.De Kamer van beroep van het EUIPO heeft dat beroep afgewezen. De Kamer stelt dat de producten vooral bedoeld zijn voor eindgebruikers die extra aandachtig zijn bij hun aankoop, omdat het meestal om dure producten gaat. Het relevante publiek bestaat uit consumenten in de hele Europese Unie. Volgens de Kamer toont het beeldmerk een zijaanzicht van een terreinwagen met een rechthoekige vorm, grote banden en een reservewiel aan de achterkant, in een typische rijsituatie. Het beeld benadrukt eigenschappen van terreinwagens, maar bevat niets wat de consument zou onthouden als verwijzing naar de herkomst van het product. Mercedes-Benz voert aan dat het beeldmerk ongebruikelijk en uniek is, en daardoor wél onderscheidend. Ook stelt zij dat al een klein beetje onderscheidend vermogen genoeg zou moeten zijn voor registratie, en dat bij de beoordeling moet worden gekeken naar alle manieren waarop het merk in de praktijk gebruikt kan worden. Het EUIPO is het daarmee niet eens.

Het Gerecht bevestigt dat een merk alleen onderscheidend is als het duidelijk afwijkt van wat normaal is in de betrokken sector. Die regel geldt ook voor beeldmerken die eruitzien als een tweedimensionale afbeelding van het product zelf. Het Gerecht oordeelt dat het merk van Mercedes-Benz een gewone, herkenbare afbeelding is van een terreinwagen, zonder opvallende elementen die zouden kunnen wijzen op de commerciële herkomst. Dat het volgens Mercedes-Benz om een handgetekende schets gaat, verandert daar niets aan: het eenvoudige ontwerp zorgt er juist voor dat de consument het ziet als een standaard afbeelding van een terreinvoertuig. Ook het argument dat de Kamer andere gebruiksvormen had moeten bekijken, houdt geen stand. Mercedes-Benz heeft zelf geen voorbeelden genoemd van alternatieve manieren waarop het merk zou worden gebruikt. Daardoor kan het Gerecht niet vaststellen of het EUIPO zijn onderzoeksplicht heeft geschonden. Het Gerecht verwerpt het beroep en beide partijen betalen hun eigen proceskosten.

25 En effet, il ressort des pièces du dossier que le signe demandé ne diverge pas de manière significative, au sens de la jurisprudence citée au point 23 ci-dessus, des représentations habituelles des véhicules tout-terrain utilisées dans le secteur concerné, telles qu’identifiées par l’examinatrice. Bien au contraire, en raison précisément du caractère sommaire du signe demandé, et dans la mesure où, comme l’affirme la requérante elle-même, celui-ci ne correspond à aucun modèle existant de véhicule tout-terrain, ce signe ne se distingue pas aisément des autres représentations usuelles de ce type de véhicules, quand bien même le consommateur ferait preuve d’une attention particulière à l’égard des produits concernés.

31 Ainsi, lorsqu’il ressort de ces habitudes que plusieurs modes d’usage sont significatifs dans la pratique de ce secteur économique, les autorités compétentes doivent, conformément à leur obligation d’examiner le caractère distinctif du signe concerné au regard de l’ensemble des faits et des circonstances pertinents, prendre en considération ces divers modes d’usage afin de déterminer si le consommateur moyen des produits ou des services visés pourra percevoir ce signe comme une indication de l’origine commerciale de ces produits ou services (arrêt du 12 septembre 2019, #darferdas ?, C‑541/18, EU:C:2019:725, point 25).