Gepubliceerd op woensdag 26 februari 2025
IEF 22559
Gerecht EU (voorheen GvEA) ||
12 feb 2025
Gerecht EU (voorheen GvEA) 12 feb 2025, IEF 22559; ECLI:EU:T:2025:145 (Adina Alberts tegen EUIPO, Techtex SRL), https://ie-forum.nl/artikelen/geen-overeenstemming-tussen-waren-verzoek-tot-nietigverklaring-terecht-afgewezen

Geen overeenstemming tussen waren: verzoek tot nietigverklaring terecht afgewezen

Gerecht van de Europese Unie 12 februari 2025, IEF 22559; IEFbe 3874; ECLI:EU:T:2025:145 (Adina Alberts tegen EUIPO, Techtex SRL). Deze zaak gaat over de vraag of het door Techtex SRL geregistreerde Gemeenschapsmodel, een kartonnen doos verpakking voor sanitaire maskers, in strijd is met de rechten van Alberts op haar eerder ingeschreven Roemeense woordmerken. Alberts heeft bij het EUIPO een aanvraag tot nietigverklaring ingediend, met het argument dat het model een onderscheidend teken bevat waarvan zij de houder is en dat dit bij het publiek een gevaar voor verwarring kan veroorzaken. De Nietigheidsafdeling heeft de aanvraag afgewezen. Zij heeft vastgesteld dat drie van de vijf merken waarop Alberts zich beriep pas na de aanvraag tot inschrijving van het betwiste model zijn geregistreerd en daarom niet als eerder recht konden worden beschouwd. Verder heeft zij geoordeeld dat de waren en diensten die onder de andere twee merken vielen, geen overeenstemming vertonen met de sanitaire maskers waarop het betwiste model betrekking heeft. Alberts heeft daarop beroep ingesteld bij de Kamer van Beroep die het gedeeltelijk heeft toegewezen. Zij heeft vastgesteld dat er een lage mate van overeenstemming bestaat tussen de medische diensten van eerder merk nr. 1 ("ADINA ALBERTS") en sanitaire maskers, en heeft de zaak terugverwezen naar de Nietigheidsafdeling om het bewijs van gebruik van dit merk te beoordelen. De rest van de beslissing van de Nietigheidsafdeling is bevestigd, met name dat de waren die onder eerder merk nr. 2 ("DR. ALBERTS") vallen (cosmetische producten en kleding) niet overeenstemmen met sanitaire maskers.

Alberts heeft de zaak vervolgens voor het Gerecht van de Europese Unie gebracht en vordert nietigverklaring van de beslissing van de Kamer van Beroep. Zij stelt dat haar handelsnamen ten onrechte niet als een eerder recht zijn erkend, dat de Kamer van Beroep onjuist heeft geconcludeerd dat de waren van eerder merk nr. 2 geen overeenstemming vertonen met sanitaire maskers, en dat het bewijs van gebruik van eerder merk nr. 1 niet opnieuw had moeten worden beoordeeld. Daarnaast betoogt zij dat de Kamer van Beroep ten onrechte heeft aangenomen dat de waren van eerder merk nr. 2 niet complementair zijn aan sanitaire maskers. Volgens haar vertonen deze producten een hoge mate van overeenstemming, met name vanwege hun complementaire aard, aangezien zij beide verband houden met de medische sector en zowel door een gespecialiseerd als door het algemene publiek kunnen worden gebruikt.

Het Gerecht verwerpt het beroep en bevestigt dat de Kamer van Beroep geen fouten heeft gemaakt in haar beoordeling. Het Gerecht oordeelt dat de handelsnamen van Alberts niet als eerdere rechten kunnen worden beschouwd, omdat zij geen bewijs heeft geleverd dat het Roemeense recht een verband legt tussen persoonlijke namen en handelsnamen. Daarnaast stelt het Gerecht vast dat de waren van eerder merk nr. 2 geen overeenstemming vertonen met sanitaire maskers. Deze producten verschillen in aard, beoogd doel en distributiekanalen, concurreren niet met elkaar en zijn niet complementair. Het enkele feit dat sommige cosmetische producten en sanitaire maskers in dezelfde winkels worden verkocht, is niet relevant, omdat in dergelijke verkooppunten uiteenlopende producten kunnen worden aangeboden zonder dat consumenten aannemen dat zij van dezelfde herkomst zijn. Verder bevestigt het Gerecht dat de Kamer van Beroep terecht het bewijs van gebruik van eerder merk nr. 1 opnieuw heeft laten onderzoeken, omdat de Nietigheidsafdeling hierover geen uitspraak had gedaan. Het beroep wordt verworpen en Alberts wordt veroordeeld tot betaling van haar eigen kosten en die van Techtex SRL.

32 As EUIPO submits, in so far as the Cancellation Division did not examine proof of use of earlier mark No 1 and merely assumed that such use had been proved, it cannot be held that the issue was examined for the first time by the Cancellation Division and that, in the absence of any challenge in that regard, it would have become final.

66 As regards whether the goods at issue are in competition with each other or are complementary, it must be held that those goods are not complementary within the meaning of the case-law cited in paragraph 56 above. Since the goods covered by earlier mark No 2 are not indispensable or important for the use of sanitary masks, consumers would not think that the same undertaking is responsible for manufacturing those goods. Contrary to what the applicant claims, the word elements ‘disposable surgical masks’ on the contested design in no way reinforce the complementary nature of the goods at issue for the reasons set out in paragraph 62 above.