Gepubliceerd op donderdag 15 februari 2024
IEF 21886
Rechtbanken ||
11 okt 2023
Rechtbanken 11 okt 2023, IEF 21886; ECLI:NL:RBDHA:2023:15460 (Off-White tegen gedaagde), https://ie-forum.nl/artikelen/geen-sprake-van-gebruik-in-het-economisch-verkeer-door-gedaagde

Geen sprake van gebruik in het economisch verkeer door gedaagde

Rb. Den Haag 11 oktober 2023, IEF 21886; ECLI:NL:RBDHA:2023:15460 (Off-White tegen gedaagde) Off-White is een onderneming die kleding op de markt brengt met eigen naam, waaronder T-shirts. Douaniers hebben in de bagage van gedaagde meerdere kledingstukken aangetroffen van het merk Off-White dat afkomstig was uit Turkije. Dit bleek achteraf te gaan om namaakgoederen.

Off-White vordert in conventie dat de rechtbank gedaagde beveelt met onmiddellijk ingang iedere inbreuk op de merken van Off-White te staken en gestaakt te houden. Gedaagde voert verweer. Het verweer van gedaagde tegen de inbreukclaim van Off-White is dat er geen sprake is van gebruik in het economisch verkeer, omdat de kledingstukken voor eigen gebruik zijn ingevoerd in zijn bagage. De rechtbank oordeelt dat er inderdaad geen sprake is van gebruik in het economisch verkeer, omdat Off-White niet heeft aangetoond dat gedaagde de kledingstukken buiten de particuliere sfeer zou gebruiken om commercieel voordeel te behalen. Daarom wordt geconcludeerd dat gedaagde geen inbreuk heeft gepleegd op de merkrechten van Off-White. De vordering in conventie wordt om die reden afgewezen.

In reconventie vordert gedaagde een verklaring voor recht dat de wijze van procederen van Off-White onrechtmatig is. Gedaagde stelt dat het herhaaldelijk sommeren en aanspannen van de procedure door Off-White onrechtmatig is, omdat Off-White in de dagvaarding onjuiste feiten heeft gesteld over de locatie waar de kledingstukken werden aangetroffen. De rechtbank oordeelt echter dat Off-White niet onrechtmatig heeft gehandeld, aangezien de informatie van de Duitse douane Off-White op het verkeerde been zette over de feitelijke toedracht. De vordering in reconventie wordt om die reden afgewezen.

4.7. De rechtbank volgt [gedaagde] in zijn betoog. Tegenover de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] heeft Off-White onvoldoende onderbouwd dat sprake is van gebruik (of dreiging van gebruik) in het economisch verkeer in de zin van artikel 9 UMVo. De aanwezigheid van 22 kledingstukken in persoonlijke bagage leidt niet zonder meer tot de conclusie van het bestaan van een handelsintentie of van het houden van een voorraad met het doel te verkopen of anderszins te verhandelen. Dat geldt zeker nu het gaat om truien in verschillende maten, met - naar de rechtbank begrijpt - binnen één maat verschillende opdrukken. Dat past bij [gedaagde] verklaring, dat hij voor zichzelf en zijn gezinsleden ieder drie truien heeft gekocht. Off-White heeft niets aangevoerd waaruit blijkt dat [gedaagde] de kleding daadwerkelijk buiten de particuliere sfeer zou gaan gebruiken met het doel een commercieel voordeel te behalen, bijvoorbeeld door verkoop via een account op Facebook, Instagram of Marktplaats. [gedaagde] heeft onbetwist naar voren gebracht dat hij niet eens een dergelijk account heeft.

4.16. De rechtbank volgt [gedaagde] niet in zijn betoog. De e-mails van [gedaagde] aan de Duitse en Nederlandse advocaten van Off-White, waaruit een andere kijk op de gang van zaken blijkt én een ander feitenrelaas dan waar Off-White vanuit ging (te weten: er was geen sprake van een toegezonden pakket, maar van persoonlijke bagage), maken niet dat Off-White in strijd heeft gehandeld met artikel 21 Rv. Laat staan dat Off-White onrechtmatig zou hebben gehandeld door [gedaagde] sommatiebrieven te sturen en de onderhavige procedure aanhangig te maken of voort te zetten. Off-White heeft aangevoerd dat zij door de informatie van de Duitse douane op het verkeerde been was gezet over een deel van de feitelijke toedracht. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat Off-White in deze procedure niet bewust onjuiste feiten heeft gesteld. Voor het overige geldt dat partijen verdeeld zijn over de vraag of [gedaagde] de kledingstukken had aangeschaft met een handelsintentie of voor privé gebruik. Dit is juist een vraag die in een procedure als de onderhavige kan worden beslecht en ook wordt beslecht. Dat de feitenconstellatie die Off-White schetst in haar sommaties en in de inleidende dagvaarding niet geheel juist blijkt te zijn, leidt er dit geval (mede) toe dat zij de procedure in conventie verliest en de in dat verband door [gedaagde] gemaakte proceskosten moet vergoeden, niet dat zij onrechtmatig heeft gehandeld.