Gepubliceerd op donderdag 3 mei 2018
IEF 17682
Rechtbank Amsterdam ||
26 jan 2018
Rechtbank Amsterdam 26 jan 2018, IEF 17682; ECLI:NL:RBAMS:2018:2389 (Eiser tegen Quote), https://ie-forum.nl/artikelen/geen-verbod-op-voorhand-van-publicatie-quote-artikel

Geen verbod op voorhand van publicatie Quote-artikel

Vzr. Rechtbank Amsterdam 26 januari 2018, IEF 17682; ECLI:NL:RBAMS:2018:2389 (Eiser tegen Quote) Mediarecht. Zie eerder IEF 17452. Van de voorgenomen publicatie die het onderwerp van dit geschil is, is de inhoud nog niet bekend. Weliswaar heeft Quote erkend een artikel over eiser te zullen publiceren, dat in concept vrijwel gereed is, maar hoe dat artikel er precies uit zal zien staat nog niet vast. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de publicatie niettemin onrechtmatig zal zijn. Het is onvoldoende aannemelijk geworden dat Quote zich schuldig maakt aan suggestieve vraagstelling. De vragen uit de in het geding gebrachte vragenlijst bevatten onvoldoende aanknopingspunten om daaraan het predicaat suggestief te verbinden, door het stellen van die ingebrachte vragen maakt een op handen zijnde onrechtmatige publicatie zeer waarschijnlijk maakt. De vordering tot verbod op voorhand van publicatie artikel over eiser wordt afgewezen.

4.2. Van de voorgenomen publicatie die het onderwerp van dit geschil is, is de inhoud nog niet bekend. Weliswaar heeft Quote erkend een artikel over [eiser] te zullen publiceren, dat in concept vrijwel gereed is, maar hoe dat artikel er precies uit zal zien staat nog niet vast. Quote heeft terecht gesteld dat in beginsel voor haar in zijn algemeenheid geen verplichting bestaat om het voorgenomen artikel vooraf aan [eiser] ter inzage te geven (vgl het Mosley arrest EHRM 10 mei 2011, EHRC 2011/108).

4.3. [eiser] heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat Quote haar artikel met name zal baseren op het [naam organisatie] -rapport dat ongefundeerde belastende uitingen bevat jegens [eiser] . [eiser] heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat Quote [eiser] in het artikel zal beschuldigen van witwassen, drugshandel en banden met de Iraanse overheid, zonder dat dergelijke beschuldigingen enige basis vinden in het beschikbare feitenmateriaal. Quote heeft aangevoerd dat zij 70 bronnen heeft geraadpleegd voor het artikel over [eiser] , waarvan zij er ongeveer 30 in het te publiceren artikel verwacht te gebruiken en dat zij zorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar (de ondernemingen van) [eiser] . Ook heeft zij [eiser] weerwoord gegeven, door hem de (bij 2.11 genoemde) vragenlijst op te sturen en een gesprek met hem te hebben, voorafgaand aan de publicatie. Er is geen aanleiding om op voorhand aan te nemen dat de publicatie niettemin onrechtmatig zal zijn. Ook als Quote in haar artikel meningen zou verwerken van mogelijke opstellers van het [naam organisatie] -rapport maakt dat uitlatingen in het artikel met een mogelijke strekking als [eiser] vreest, niet op voorhand onrechtmatig. Dat hangt immers onder meer af van de context en de inkleding van dergelijke uitlatingen, en van de vraag of het beschikbare feitenmateriaal de publicatie van die uitingen rechtvaardigt. Voorshands bestaan gelet op de toelichting van Quote omtrent de aard en inhoud van de voorgenomen publicatie heeft gegeven geen aanknopingspunten om aan te nemen dat zij daarin op onrechtmatige wijze ongefundeerde ernstige beschuldigingen aan het adres van [eiser] zal opnemen. Een verplichting voor Quote om vooraf te verklaren dat zij daartoe niet zal overgaan bestaat tegen die achtergrond evenmin.

4.4. De omstandigheid dat [eiser] stelt al een miljoenenorder te zijn misgelopen door onterechte beschuldigingen in het [naam organisatie] -rapport maakt het voorgaande niet anders. Dat is immers onvoldoende om aan te nemen dat de publicatie in Quote tot onherstelbare schade zal leiden of onvoldoende verhaal.

4.5. Overigens is voorshands onvoldoende aannemelijk geworden dat (een van de redacteuren van) Quote zich schuldig heeft gemaakt aan suggestieve vraagstelling. Quote heeft de juistheid van de inhoud van de bij 2.13 geciteerde e-mail die daarop zou kunnen duiden, uitdrukkelijk betwist en deze kan zonder nader onderzoek naar de feiten, waarvoor het kort geding zich niet leent, niet worden vastgesteld.

De vragen uit de in het geding gebrachte vragenlijst bevatten onvoldoende aanknopingspunten om daaraan het predicaat suggestief te verbinden. In elk geval kan niet worden geoordeeld dat het stellen van die vragen een op handen zijnde onrechtmatige publicatie zeer waarschijnlijk maakt.

4.6. Voorshands is dus onvoldoende aannemelijk dat sprake is van (een dreigend) onrechtmatig handelen dat grond vormt voor de gevorderde beperking van de uitingsvrijheid van Quote.