Gepubliceerd op donderdag 22 september 2022
IEF 20971
Rechtbank Rotterdam ||
30 mei 2022
Rechtbank Rotterdam 30 mei 2022, IEF 20971; ECLI:NL:RBROT:2022:7793 (Eiser tegen Boeg ), https://ie-forum.nl/artikelen/geen-verwarringsgevaar-te-duchten-ondanks-gelijkenissen

Geen verwarringsgevaar te duchten ondanks gelijkenissen

Vzr. Rb. Rotterdam 30 mei 2022, IEF 20971; ECLI:NL:RBROT:2022:7793 (eiser tegen Boeg) Eiser is een uitzendbureau en richt zich vooral op de bouw, techniek, afbouw en aanverwante sectoren. Boeg bouw & installatietechniek (hierna: Boeg) is een uitleen-/organisatieadviesbureau. Eiser meent dat Boeg inbreuk maakt op haar handelsnaam en vordert in dit geschil dan ook dat Boeg wordt bevolen deze inbreuken te staken. De voorzieningenrechter oordeelt dat het dominante bestanddeel van de handelsnaam van Boeg onmiskenbare visuele en auditieve gelijkenissen met de handelsnaam van eiser vertoont. Ook wat betreft de begripsmatige kenmerken oordeelt de voorzieningenrechter dat het verschil in betekenis tussen de handelsnamen, voor het publiek niet onmiddellijk als zodanig te duiden is. De voorzieningenrechter oordeelt dat er, door de door eiser ingenomen stelling, niet vastgehouden kan worden aan het verwijt dat Boeg handelsnaamrechtelijke verwarring veroorzaakt. Verder stelt de voorzieningenrechter vast dat de aard en de doelgroep van beide partijen verschillen. Eiser is actief in (Zuid-)Limburg en opereert slechts in beperkte mate in andere regio’s van Nederland. De voorzieningenrechter komt tot het voorlopige oordeel dat, ondanks de gelijkenissen, geen verwarringsgevaar te duchten valt. Er is geen sprake van inbreuk door Boeg op de handelsnaam van eiser. De vorderingen van eiser worden afgewezen door de voorzieningenrechter.

4.5.1. Bij globale beoordeling van de handelsnamen van partijen valt allereerst op dat het dominante bestanddeel van de jongere handelsnaam van [gedaagde01] onmiskenbaar en in een niet geringe mate visuele gelijkenis met de oudere handelsnaam van [eiser01] vertoont. Dit geldt ook nu [eiser01] zich in haar naam bedient van twee hoofd- en twee kleine letters en [gedaagde01] alleen van hoofdletters.

Ook voor wat betreft de auditieve kenmerken is de voorzieningenrechter van oordeel dat sprake is van onmiskenbare gelijkenis: (het hoofdbestanddeel van) beide namen wordt/worden op dezelfde wijze uitgesproken. De stelling van [gedaagde01] dat ‘ [eiser01] ’ met Limburgs/Duitse tongval als ‘Bög’ wordt uitgesproken, heeft zij niet concreet onderbouwd en is bovendien betwist door [eiser01] . Dan is niet aannemelijk dat op grond van de verschillende uitspraak van beide namen kan worden aangenomen dat het om verschillende ondernemingen gaat en om die reden geen verwarringsgevaar te duchten valt.

Ten aanzien van de begripsmatige kenmerken is gebleken dat de beide (niet-beschrijvende) handelsnamen een verschillende achtergrond hebben. De handelsnaam van [eiser01] is verbonden aan de zeilsport en die van [gedaagde01] staat voor ‘ [naam01] ’. Voor het normaal oplettende publiek zal dat verschil in betekenis evenwel niet onmiddellijk als zodanig te duiden zijn. Tot zover volgt de voorzieningenrechter [eiser01] in haar standpunt.

4.6. De door [eiser01] gestelde negen gevallen van feitelijke verwarring (zie het als producties 22 en 24 overgelegde logboek) worden niet aangemerkt als doorslaggevende indicatie voor het opleggen van een verbod. De inhoud van het logboek is, bij gebrek aan concrete onderbouwing, weinig objectiveerbaar. Veeleer lijkt sprake te zijn van als gevolg van de wijziging van de aard en de regio’s van de ondernemingsactiviteiten van [eiser01] ontstane misverstanden omtrent de identiteit van de beide ondernemingen dan wel van onoplettendheid van de beller. Dit kan daarom reeds niet zonder meer worden afgewenteld op [gedaagde01] . Bovendien stelt [gedaagde01] dat zij andersom tot op heden nimmer is benaderd door mensen die dachten met [eiser01] van doen te hebben. Niet reëel te achten is dat de bij [eiser01] feitelijk plaatsgevonden verwarring ook normatief verwarrend is voor een normaal oplettend publiek. Bovendien is de plaatsgevonden verwarring van relatief beperkte ernst (behoudens het enkele geval van verwarring met betrekking tot de verstrekte wachtwoorden). Ook om die reden is een verbod in dit geval geen passende manier om in te grijpen in het economisch speelveld van partijen.