29 jan 2025
Gerecht bevestigt beslissing EUIPO: beeldmerk ‘Frosty’ stuit op oppositie vanwege verwarringsgevaar

Gerecht EU 29 januari 2025, IEF 22521, IEFbe 3860; ECLI:EU:T:2025:113 (Apellant tegen EUIPO). Appellant heeft bij het EUIPO een aanvraag tot inschrijving van het beeldmerk dat links is afgebeeld ingediend. De klassen zijn milkshakes, (ijs)koffie en (ijs)thee. Opposant heeft verzet aangetekend tegen deze inschrijving op basis van het beeldmerk dat rechts is afgebeeld. Dit Spaanse beeldmerk is ingeschreven voor ‘granizado’, oftewel frisdranken, andere niet-alcoholische dranken, vruchtendranken, siropen en andere preparaten voor de bereiding van dranken. Het EUIPO heeft dit verzet gegrond verklaard en later het beroep van appellant verworpen. Het oordeelde dat er voldoende bewijs was geleverd van het effectieve gebruik van het andere merk voor soortgelijke waren, waardoor er sprake was van verwarringsgevaar. Appellant verzoekt nu het Gerecht om dit besluit nietig te verklaren. Ter ondersteuning van dit beroep voert appellant twee middelen aan: ze stelt dat het normale merk niet is aangetoond wat betreft de plaats, tijd omvang en aard, en daarnaast betoogt ze dat de Kamer van Beroep onterecht tot de conclusie gekomen dat er sprake is van verwarringsgevaar.
Het eerste middel wordt afgewezen. Appellant betoogt dat het normale gebruik niet is aangetoond. De Kamer van Beroep heeft echter bewijs ontvangen van normaal gebruik gedurende vijf jaar voorafgaand aan de indiening van het nieuwe merk. Dit materiaal bevatte facturen, reclamefolders, screenshots van sociale media en etiketten en toont voldoende aan dat het oudere merk werd gebruikt voor slushies en andere dranken. Het tweede middel wordt ook afgewezen. De Kamer van Beroep oordeelde dat producten zoals milkshakes en slushies, hoewel in verschillende Nice-klassen ingedeeld, in geringe mate op elkaar lijken, omdat ze concurreren, hetzelfde publiek bedienen en via dezelfde kanalen worden verkocht. Appellant betoogt dat deze producten verschillend zijn vanwege hun classificatie en gebruik, maar de Kamer van Beroep benadrukt dat de Nice-classificatie slechts administratief is en dat de producten concurrerend zijn als alcoholvrije dranken. Wat betreft de vergelijking van de conflicterende tekens, stelt appellant dat de overeenkomst in het woord "frosty" niet voldoende is voor verwarring. De Kamer van Beroep heeft echter terecht geoordeeld dat de tekens visueel en fonetisch overeenkomen en dat het woord "frosty" een onderscheidend element is. Er bestaat een risico op verwarring vanwege deze gelijkenis, wat voor verwarringsgevaar kan zorgen.
Het beroep wordt afgewezen, nu appellant niet heeft kunnen aantonen dat de Kamer van Beroep een beoordelingsfout heeft gemaakt. Elke partij draagt haar eigen kosten, aangezien er geen mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden.
121. De Kamer van Beroep oordeelde dat het oudere merk over een normaal inherent onderscheidend vermogen beschikte. Het Hof concludeerde dat er sprake was van verwarringsgevaar in de zin van artikel 8, lid 1, onder b), van Verordening 2017/1001, gelet op de geringe of ten minste matige mate van soortgelijkheid tussen de betrokken waren enerzijds en de gemiddelde visuele overeenstemming, de fonetische gelijkheid en de grote overeenstemming of het ontbreken van begripsmatige overeenstemming tussen de betrokken tekens anderzijds.
122. Rekwirante betoogt dat, aangezien de betrokken waren verschillend zijn en de betrokken tekens in hun geheel enkel fonetisch overeenstemmen, niet is voldaan aan de vereisten van artikel 8, lid 1, onder b), van verordening 2017/1001.
123. Het volstaat vast te stellen dat appellante enkel haar argumenten betreffende de soortgelijkheid van de betrokken waren en de betrokken tekens herhaalt. Nu deze vorderingen reeds zijn afgewezen, moet worden vastgesteld dat appellante niet heeft aangetoond dat de Kamer van Beroep een beoordelingsfout heeft gemaakt door te concluderen dat er sprake was van verwarringsgevaar.
124. Uit het voorgaande volgt dat het tweede middel moet worden afgewezen en bijgevolg het beroep in zijn geheel.