Gepubliceerd op vrijdag 1 maart 2013
IEF 12390
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Geschriftenjurisprudentie tekeningen van aandrijfassen en uitgaande assen

In aanloop naar de bijeenkomst 'Dansen op het graf van de geschriftenbescherming' van 3 april a.s. herinneren we u graag aan de geschriftenbeschermingsjurisprudentie uit vervlogen tijden.

Hof Leeuwarden 22 september 1999, BIE 2001, nr 60, p. 286 m.nt. AAQ (GEC Alsthom Régulateurs Europa e.a./E.P. Controls e.a.)

Door zonder toestemming van GEC tekeningen aan derden aan te bieden, heeft IJsselstein niet gehandeld zoals een goed werknemer betaamt; tekeningen van GEC hebben geen eigen origineel karakter en persoonlijk stempel van de maker, doch zijn wel 'andere geschriften' in de zin van de Aw; de tekeningen van IJsselstein zijn ontleend aan die van GEC, derhalve auteursrechtinbreuk) (met noot A.A.Q.).

Art. 7:611 BW - Het stond IJsselstein tijdens zijn dienstbetrekking niet vrij om zonder toestemming van GEC met Belliss in zee te gaan en hij heeft daarmee niet gehandeld zoals een goed werknemer betaamt, ook al bevat de arbeidsovereenkomst te dezen geen specifieke bepaling. Evenmin stond het hem vrij tekeningen die hij uit hoofde van zijn functie mee naar huis mocht nemen, zonder toestemming van GEC aan derden aan te bieden en op deze wijze zijn werkgever te beconcurreren.

Art. 10, lid 1 Aw (geschriftenbescherming) - De tekeningen van GEC waarop aandrijfassen en uitgaande assen zijn getekend hebben geen eigen origineel karakter dat het persoonlijk stempel van de maker draagt. De tekeningen zijn wel aan te merken als 'andere geschriften' waaraan auteursrechtelijke bescherming toekomt. Hieraan doet niet af dat de tekeningen niet openbaar zijn gemaakt. Het is in overeenstemming met de ratio van het auteursrechten aanzien van geschriften zonder eigen of persoonlijk karakter, dat in een geval als het onderhavige, waarin GEC tekeningen slechts aan bepaalde bedrijven onder de verplichting tot geheimhouding ter beschikking stelt, uitsluitend aan GEC als degene(n) die op schrift stelt/stellen, het voordeel van het exploiteren in auteursrechtelijke zin toekomt. Vergelijking van de tekeningen van GEC met die van IJsselstein wijst uit dat bij die laatste duidelijk sprake is van ontlening. Derhalve is sprake van inbreuk.

Onder 6 (...) Het hof vermag ook overigens niet in te zien dat de ten processe bedoelde tekeningen een eigen origineel karakter hebben dar her persoonlijk stempel van de maker draagt. Naar het oordeel van het hof zijn de tekeningen wel aan te merken als 'andere geschriften' als bedoeld in artikel 10 lid 1 onder 1 van de Auteurswet 1912 en komt daaraan auteursrechtelijke bescherming toe, zij het met zekere beperkingen. Daaraan doet niet af dat de tekeningen niet openbaar zijn gemaakt en evenmin bestemd zijn om openbaar te worden gemaakt, een voorwaarde genoemd in het arrest HR 25 juni 1965, NJ 1966, 116. Het is in overeenstemming met de ratio van het auteursrecht ten aanzien van geschriften zonder eigen of persoonlijk karakter zoals verwoord door de Hoge Raad in genoemd arrest, dat in een geval als het onderhavige, waarin GEC B.V. tekeningen slechts aan bepaalde bedrijven onder de verplichting tot geheimhouding ter beschikking stelt, uitsluitend aan GEC B.V./GEC c.s., als degene(n) die op schrift stelt/stellen. het voordeel van het exploiteren in auteursrechtelijke zin toekomt.

Onder 7 (...) Het hof is van oordeel dat bij de als producties 19a, 19b en 19c bij memorie van grieven overgelegde tekeningen van GEC c.s. en E.P. Controls duidelijk sprake is van ontlening, en wel op grond van het volgende.

De vormgeving en de maten op drie tekeningen van E.P, Controls en die van GEC c.s. (…) komen nagenoeg geheel met elkaar overeen, zij het dat op de (…) tekeningen van E.P. Controls de getallen achter de komma zijn afgerond. De maten, vermeld op beide als productie 19c overgelegde tekeningen zijn nagenoeg gelijk. Verder blijkt dat Engelse woorden, vermeld op de tekeningen van GEC c.s., op de tekeningen van E.P. Controls in het Nederlands zijn vertaald en deels op dezelfde plaats op de tekeningen zijn weergegeven, terwijl de tekst 'section' is gewijzigd in 'sectie' onder meer door toevoeging met de pen van een 'e' (productie 19a) en de tekst 'length for hardening' is gewijzigd in 'lengte v. harden' onder meer door toevoeging met de pen van een 'e'. Verder heeft de pijl onderaan de as op de tekening van E.P. Controls (productie 19c) geen functie, terwijl de overeenkomstige pijl op de tekening van GEC c.s. verwijst naar de Engelse tekst.

Daarbij komt dat blijkens het proces-verbaal van de deurwaarder van 1 2 december 1995 (productie XI bij conclusie van repliek) ten huize van IJsselstein zijn aangetroffen zowel tekeningen van GEC c.s. als papier van E.P. Control met daarop geplakte tekeningen die volgens de deurwaarder geleken op die van GEC c. s.

Derhalve is er sprake van inbreuk.
(...)
Het hof verenigt zich hier met de door GEC c.s. gestelde maatstaf voor de beoordeling of de tekeningen geheime know-how bevatten, welke maatstaf feitelijk weinig verschilt met de door de rechtbank gehanteerde maatstaf.

10 Grief IV is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat de handelingen van E. P. Controls slechts dan onrechtmatig zij n wanneer de tekeningen geheime know-how bevatten.

11 Gelet op de context waarin het oordeel van de rechtbank is gegeven (namelijk betreffende handelingen in verband met tekeningen) is dit oordeel - afgezien van de eerdergenoemde geschriftenbescherming - op zichzelf juist.

Uit de noot van Antoon Quaedvlieg
Zijn tekeningen geschriften?
Het Nederlandse auteursrecht kent een bijzondere 'geschriftenbescherming'. Deze houdt in dat geschriften niet hoeven te voldoen aan de algemene basiseis van het auteursrecht dat een werk een eigen, oorspronkelijk karakter moet hebben en het persoonlijk stempel van de maker moet dragen. De geschriftenbescherming is het resultaat van de uitleg van de wet door de Hoge Raad in het door het Hof geciteerde arrest van 25 juni 1965, NJ 1966,116,'Televizicr TT'. De geschriftenbescherming staat al jaren van vele zijden aan kritiek bloot, recentelijk weer gevoed door twijfels of haar voortbestaan in overeenstemming is met de databankrichtlijn.

In het licht van kritiek op de geschriftenbescherming verdient een voorzichtige, restrictieve interpretatie de voorkeur. Zeker als het, zoals in dit geval, technische informatie betreft, ten aanzien waarvan, buiten het octrooirecht, in het algemeen een sterke negatieve reflexwerking wordt aangenomen.

De beslissing van het Hof geeft echter blijk van een extensieve interpretatie van de term 'geschriften' door er mede tekeningen onder te vatten. Spraakgebruikelijk ligt mijns inziens een tot alfanumerieke teksten beperkte uitleg meer voor de hand. Daar komt bij dat art. 10 Aw tekenwerken afzonderlijk van geschriften noemt in lid 1 sub 6 en dat het dus goed mogelijk is - of zelfs door de wet verplichtend wordt opgelegd - om de 'geschriftenbescherming' te beperken tot de genoemde alfanumerieke teksten. Een dergelijke beperking vindt steun in de doctrine.

De richting die het Hof inslaat kan leiden tot bescherming van alles wat grafisch op papier weer te geven is, inclusief bijvoorbeeld niet-oorspronkelijke foto's. Een dergelijke uitbreiding kan niet de bedoeling zijn. Bovendien brengt zij in digitaal perspectief andere merkwaardige gevolgen mee, met name moeilijk te rechtvaardigen onderscheiden. Een uitsluitend digitaal opgeslagen tekst valt zonder twijfel onder de geschriftenbescherming, maar is een uitsluitend digitaal opgeslagen foto of tekening ook een geschrift? Ik meen van niet. De enige verwantschap die men zou kunnen aanvoeren tussenfoto's en tekeningen enerzijds en geschriften anderzijds is het feit dat ze, in de analoge wereld, alle als drukwerk op papier verschijnen, en derhalve iets met 'drukkersbescherming' van doen kunnen hebben. In de digitale wereld ontvalt dat punt van verwantschap. Wie daarentegen zou menen dat een progressieve interpretatie van de term 'geschriften' meebrengt dat ook digitaal opgeslagen tekeningen en foto's van de geschriftenbeschermingen moeten profiteren, komt onvermijdelijk voor de vraag te staan of die bescherming zich dan niet ook moet uitstrekken over nog weer andere digitaal opgeslagen fenomenen, zoals driedimensionale objecten en/of muziek zonder eigen karakter. Dan is het eind zoek.

De bescherming van geschriften zonder eigen of persoonlijk karakter blijkt voorts in deze zaak niet onontbeerlijk te zijn om te komen tot het door het Hof gewenste resultaat: t.w. dat het handelen van deze (ex-)werknemer ontoelaatbaar is. In gevallen waarin evenwel geen sprake zou zijn van een onbehoorlijk handelen in een context van know howbescherming of van schending van verplichtingen als goede werknemer, zal het gebruik van de technische tekeningen mijns inziens geoorloofd moeten zijn. Een concurrent die de tekeningen zou verwerven zonder zich op welke wijze dan ook aan onbehoorlijk handelen schuldig te maken, zou in het gebruik dat van niet belemmerend moeten worden door een beroep op het auteursrecht op technische tekeningen zonder eigen of persoonlijk karakter.

De geschriftenbescherming kan alleen worden ingeroepen voor geschriften die zijn openbaar gemaakt of bestemd om openbaar gemaakt te worden (verder: openbaarmakingseis). Het Hof stelt die eis in dit geval terzijde met het argument dat de ratio van de geschriftenbescherming toestaat haar ook toe te passen als tekeningen slechts aan bepaalde bedrijven onder de verplichting tot geheimhouding ter beschikking worden gesteld. Maar brengt dat laatste niet reeds openbaarmaking in de door de Hoge Raad bedoelde zin mee? Mijns inziens houdt de openbaarmakingseis niet in een eis van terbeschikkingstelling aan het 'algemene' publiek. Technisch gesproken is in beginsel al van openbaarmaking sprake als één exemplaar van de tekeningen rechtmatig op commerciële termen aan een wederpartij is verkocht, verhuurd of anderszins ter beschikking gesteld, al dan niet onder de voorwaarde van geheimhouding.

Eerder verdedigde ik in dit blad dat de openbaarmakingseis in feite slechts een verhulde vorm van de voorwaarde dat het om een 'marktgericht product' moet gaan.

Antoon Quaedvlieg