Gepubliceerd op dinsdag 12 juli 2022
IEF 20830
Rechtbank Amsterdam ||
25 mei 2022
Rechtbank Amsterdam 25 mei 2022, IEF 20830; ECLI:NL:RBAMS:2022:2927 (Eiseres tegen gedaagden ), https://ie-forum.nl/artikelen/gezamenlijk-auteursrecht-op-televisieformat

Gezamenlijk auteursrecht op televisieformat

Rb. Amsterdam 25 mei 2022, IEF 20830; ECLI:NL:RBAMS:2022:2927 (Eiseres tegen Gedaagden) Eiseres heeft gewerkt voor gedaagden. Eiseres en gedaagde 1 hebben een exploitatieovereenkomst gesloten voor een bepaald televisieformat. Eiseres heeft even later ontslag genomen. De advocaat van eiseres heeft gedaagden per brief bericht dat eiseres de exploitatieovereenkomst ontbindt, dan wel vernietigt. Tussen partijen is in geschil wie het auteursrecht op het format heeft. De rechtbank oordeelt dat in de exploitatieovereenkomst weliswaar staat dat het format door eiseres is ontwikkeld, maar dat onvoldoende duidelijk is geworden dat eiseres enig maker van het format is. De rechtbank meent dat er sprake is van een gezamenlijke inspanning. De rechtbank komt tot de conclusie dat partijen medemakers zijn en dus een gezamenlijk auteursrecht op het format hebben.

4.7. Weliswaar staat in de exploitatieovereenkomst, anders dan in een eerder concept, dat het format door [eiseres] is ontwikkeld, maar in het licht van de argumenten van [gedaagden] hierover, is onvoldoende duidelijk geworden dat [eiseres] enig maker van het format is. De feiten duiden naar het oordeel van de rechtbank erop dat sprake was van een gezamenlijke inspanning. [eiseres] stelt weliswaar dat zij het idee al langer had, maar dat is verder niet onderbouwd. [eiseres] heeft in haar e-mail elementen aangeleverd, die duidelijk zijn gebaseerd op een bepaalde aflevering van Steenrijk, Straatarm. Het door [eiseres] in haar e-mail beschrevene komt immers feitelijk, in ieder geval voor een deel, erop neer om de betreffende aflevering om te bouwen tot een nieuwe serie rondom Frank en Rogier. Verder staat vast dat [gedaagden] de titel heeft bedacht. Ook heeft [gedaagden] naar voren gebracht dat de totstandkoming van het werkelijke format een proces is dat ontstaat als het programma wordt geproduceerd. Dit alles brengt de rechtbank tot de conclusie dat, los van wat partijen zijn overeengekomen in de exploitatieovereenkomst die hierna aan de orde komt, partijen als medemakers moeten worden aangemerkt wat tot een gezamenlijk auteursrecht op het format leidt.

4.9. In de exploitatieovereenkomst staat onder het kopje “Verdeling van rechten en inkomsten” in artikel 1 lid 1 dat het format voor 50% eigendom is van [gedaagde sub 1] en voor 50% eigendom van [eiseres] . Volgens [eiseres] is met deze bepaling niet voldaan aan de vereisten van een rechtenoverdracht op grond van artikel 2 lid 1 en 3 Aw, maar [gedaagden] betwist dit en [eiseres] licht dat standpunt verder niet nader toe. Deze discussie kan echter in het midden worden gelaten omdat naar het oordeel van de rechtbank de exploitatieovereenkomst de rechtsverhouding tussen [gedaagde sub 1] en [eiseres] wat betreft (de verdeling van) het auteursrecht op het format niet wijzigt, maar de bestaande situatie van een gezamenlijk auteursrecht vastlegt.

De exploitatieovereenkomst wijzigt de rechtsverhouding tussen gedaagde 1 en eiseres niet wat betreft het auteursrecht op het format. In beginsel kan exploitatie alleen gezamenlijk geschieden als er sprake is van gezamenlijk auteursrecht. Uit de exploitatieovereenkomst volgt echter dat gedaagde 1 het exclusief recht van initiatief heeft in de exploitatie van het format. De rechtbank oordeelt daarnaast dat er onvoldoende is komen vast te staan dat de exploitatieovereenkomst tot stand is gekomen onder invloed van dwaling dan wel bedrog. Ook bevat de exploitatieovereenkomst volgens de rechtbank geen onredelijk bezwarende bedingen. De rechtbank meent dat eiseres op grond van artikel 6:265 BW wel bevoegd was de exploitatieovereenkomst te ontbinden omdat gedaagden in verzuim waren. De reconventionele vorderingen van gedaagden worden afgewezen.