Gepubliceerd op dinsdag 1 oktober 2024
IEF 22263
Belgische gerechten ||
26 sep 2024
Belgische gerechten 26 sep 2024, IEF 22263; Arrest nr. 98/2024 https://ie-forum.nl/artikelen/grondwettelijk-hof-van-belgie-stelt-prejudiciele-vragen-over-de-dsm-richtlijn

Uitspraak ingezonden door Jorn Torenbosch, Universiteit Utrecht. 

Grondwettelijk Hof van België stelt prejudiciële vragen over de DSM-richtlijn

Grondwettelijk Hof 26 september 2024, IEF 22263, IEFbe 3795. Deze zaak betreft de nieuwe wettelijke vergoedingsrechten voor kunstenaars en auteurs die voortvloeien uit de DSM-richtlijn. De omzetting van deze richtlijn in het Belgische Wetboek heeft in België geleid tot een aantal rechtszaken. De eisers in die zaken, waaronder Google, Spotify, Meta, Streamz en Sony, vorderen de vernietiging van een aantal artikelen uit het Wetboek van economisch recht die de DSM-richtlijn implementeren. Het Grondwettelijk Hof heeft de zaken van eisers gevoegd en in deze zaak uitspraak gedaan. Zij schorst vervolgens de zaak om 13 vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie over de uitleg van de omgezette bepalingen uit de DSM-richtlijn. De vorderingen en de vragen die het Hof hierover gesteld heeft zullen in dit artikel kort weergegeven worden. 

De eerste reeks vragen gaat over de invoering van een nieuw aanverwant recht voor persuitgevers uit artikel 15 DSM-richtlijn. De Belgische wet voorziet in een verplichting voor aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij om te onderhandelen over een vergoeding voor het gebruik van perspublicaties. Als de onderhandelingen binnen vier maanden geen resultaat opleveren, wordt het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie (BIPT) ingeschakeld om de hoogte van de vergoeding vast te stellen. Eisers betogen dat deze regeling hen dwingt tot onderhandelingen, zelfs wanneer zij geen gebruik willen maken van de inhoud van een bepaalde uitgever. Daarnaast stellen zij dat het BIPT niet de nodige expertise heeft om dergelijke vergoedingen vast te stellen en dat de verplichtingen met betrekking tot het verstrekken van informatie onevenredig zijn. De prejudiciële vragen gaan over de verenigbaarheid van deze nationale regeling met artikel 15 van de DSM-richtlijn.

De volgende vragen gaan over het vergoedingsrecht voor auteurs en uitvoerende kunstenaars bij gebruik door OCSSP’s. Dit recht wordt onderworpen aan verplicht collectief beheer. Deze regeling is bedoeld om auteurs en uitvoerende kunstenaars een billijke vergoeding te garanderen, maar wordt bekritiseerd als een vorm van dubbele betaling, aangezien OCSSP's reeds vergoedingen betalen aan de partijen aan wie de rechthebbenden hun rechten hebben overgedragen. De prejudiciële vragen beogen te verduidelijken of deze nationale regeling in overeenstemming is met artikel 17 van de DSM-richtlijn, artikel 56 VWEU (vrij verrichten van diensten), en de artikelen 16, 20 en 21 van het Handvest.

Tot slot stelt het Hof prejudiciële vragen met een focus op de artikelen die zien op het vergoedingsrecht door streamingplatformen. Eisers stellen dat deze maatregel kan leiden tot marktfragmentatie en dubbele vergoedingen, gezien het feit dat streamingplatforms al licenties verkrijgen van de partijen aan wie de rechthebbenden hun rechten hebben overgedragen. Het Hof legt aan het HvJEU de vraag voor of deze regeling met de artikelen 3 en 5, lid 3, van de InfoSoc-richtlijn (2001/29/EG), artikel 18 van de DSM-richtlijn en artikel 56 VWEU te verenigen is. De uiteindelijke beslissing van het HvJEU over deze dertien vragen zal van cruciaal belang zijn voor de verdere harmonisatie van het auteursrecht in de digitale eengemaakte markt en zal mogelijk leiden tot aanpassingen in de Belgische en Europese regelgeving.