Gepubliceerd op donderdag 18 februari 2010
IEF 8608
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Het is echter niet volledig uitgesloten

Vzr. Rechtbank Utrecht, 5 februari 2010, KG ZA 09-1344, Vereniging O en A tegen Agiel B.V. c.s. (met dank aan Judith van Schie, Bousie Advocaten)
 
Merkenrecht. Stukgelopen samenwerking. Beide partijen stellen rechthebbenden te zijn op de titel ‘Tijdschrift voor Orthopedagogiek’ (opgericht in 1962). De vereniging O en A heeft de titel in december 2009 als woordmerk ingeschreven in het Benelux-merkenregister en vordert dat het Agiel verboden wordt een tijdschrift met die titel uit te geven. Agiel stelt dat het depot te kwader trouw is verricht. De vordering van de vereniging O en A wordt afgewezen, nu “het niet is uitgesloten dat de rechtbank in een nog door Agiel c.s. aanhangig te maken bodemprocedure het door de Vereniging "O en A" gedeponeerde woordmerk nietig zal verklaren.”

4.10.4. Voorts geldt dat naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter van kwade trouw sprake zou kunnen zijn indien - zoals Agiel c.s. aanvoert en de Vereniging "O en A" betwist - het de bedoeling was dat ook indien de Vereniging "O en A" niet meer betrokken zou zijn bij (de totstandkoming van) het "Tijdschrift voor Orthopedagogiek" het exclusieve recht om onder de titel "Tijdschrift voor Orthopedagogiek" een tijdschrift te exploiteren zou toekomen aan de Stuurgroep en Agiel als rechtsopvolgster van de Stuurgroep kan worden aangemerkt. In dat geval heeft namelijk te gelden dat de Vereniging "O en A" haar exclusieve "recht" om onder de titel "Tijdschrift voor Orthopedagogiek" een tijdschrift te exploiteren, heeft prijsgegeven. Het gaat dan niet aan om dit "recht" door middel van het deponeren van een woordmerk proberen terug te krijgen.

4.10.5. In het kader van dit kort geding is het gelet op de door partijen ingenomen stellingen en in het geding gebrachte stukken onduidelijk of er sprake is van de in punt 4.10.4. weergegeven bedoeling. Teneinde daarover duidelijkheid te verkrijgen zou een nader onderzoek naar de feiten en mogelijk bewijslevering nodig zijn, waarvoor in dit kort geding geen plaats is. Het is echter niet volledig uitgesloten dat dit het geval zou kunnen zijn. Er zijn namelijk wel enkele aanwijzingen die wijzen op de juistheid van de door Agiel c.s. gestelde bedoeling. Niet in geschil is dat de Stuurgroep werd belast met het beheer, het management en de redactie van het tijdschrift "Tijdschrift voor Orthopedagogiek". Verder lijkt de in punt 2.6. genoemde overeenkomst tussen de Stuurgroep en BSL - bezien in samenhang met de in punt 2.5. genoemde overeenkomst tussen de Vereniging "O en A" en BSL - erop te wijzen dat het de bedoeling was dat de Stuurgroep de rechthebbende zou worden van de titel "Tijdschrift voor Orthopedagogiek". Het is voorts voldoende aannemelijk dat de Agiel kan worden aangemerkt als rechtsopvolgster van de Stuurgroep.

4.10.6. Met inachtneming van het voorgaande wordt geconcludeerd dat het niet is uitgesloten dat de rechtbank in een nog door Agiel c.s. aanhangig te maken bodemprocedure het door de Vereniging "O en A" gedeponeerde woordmerk nietig zal verklaren.

Lees het vonnis hier.