Gepubliceerd op maandag 15 oktober 2007
IEF 4875
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Het oorspronkelijk stempel van de maker

grf.gifRechtbank Dordrecht, 18 augustus 2007, LJN: BB5582, Eiser tegen Gedaagde.

Auteursrecht. Gedaagde maakt verveelvoudigingen van de grafmonumenten van eiser openbaar door deze op haar website te publiceren en aan te bieden aan het publiek. Inbreuk op het aan eiseres als werkgever toekomende auteursrecht. De inbreuk is toerekenbaar en daarom wordt winst afdracht toegewezen. 

Eiser houdt zich bezig met het ontwerpen en verkopen van onder andere natuurstenen grafmonumenten. Gedaagde houdt zich ook bezig met de verkoop van grafmonumenten. Foto’s van de grafmonumenten die eiser te koop aanbiedt staan op de website van eiser (www.artea.nl) en in een brochure. Gedaagde heeft eind 2006 een serie van 21 foto’s op haar website (www.mementa.nl) geplaatst. Eiser stelt dat deze foto’s exacte, zij het gespiegelde, kopieën van foto’s van eisers zijn en dat er sprake is van auteursrechtinbreuk en slaafse nabootsing. De rechter is het daar mee eens, niet in de laatste plaats omdat het verweer van gedaagde onvoldoende gemotiveerd is.

“5.2.  Ter onderbouwing van haar stelling dat dit het geval is heeft eiser foto’s van de 21 grafmonumenten in het geding gebracht. De rechtbank concludeert op basis van eigen waarneming daarvan dat niet kan worden gezegd dat het deze ontwerpen aan ieder oorspronkelijk karakter ontbreekt of dat zij niet het oorspronkelijk stempel van de maker dragen. Daarom gaat de rechtbank ervan uit dat het hier om auteursrechtelijk beschermde werken gaat.

5.3.  Gedaagde voert aan dat deze grafmonumenten wijd en zijd in de branche worden gebruikt en ieder oorspronkelijk karakter hebben verloren. Zij heeft deze bewering echter op geen enkele wijze uitgewerkt of verduidelijkt, nader toegelicht of met voorbeelden onderbouwd. Tegenover de onderbouwde stelling van eiser, had gedaagde haar verweer handen en voeten moeten geven. Nu zij dat nalaat is haar verweer onvoldoende gemotiveerd en gaat de rechtbank daaraan voorbij.”

“(…) 5.7.  gedaagde betwist dat eiser de maker is. Volgens haar “is niet uitgesloten” en “kan het zijn” dat eiser de ontwerpen van anderen heeft afgekeken. Gedaagde onderbouwt dit verweer echter op geen enkele wijze en geeft bijvoorbeeld geen voorbeelden van grafmonumenten die eerder dan de ontwerpen van eiser bestonden, waaraan eiser zou hebben kunnen ontleend. (…) Nu zij dat heeft nagelaten passeert de rechtbank ook dit verweer als, tegenover de deugdelijk onderbouwde stelling van eiser, onvoldoende gemotiveerd.

5.8.  Gedaagde betwist niet dat de foto’s die eiser in het geding heeft gebracht, de foto’s zijn die op de websites van eiser en gedaagde zijn geplaatst. (…) 5.9.  Weliswaar voert gedaagde aan dat de grafmonumenten op de websites van haar zelf en eiser “absoluut niet honderd procent gelijk” zijn en dat gedaagde op bepaalde essentiële onderdelen een andere weg is ingeslagen, maar dit verweer is – in het licht van de identieke foto’s – onbegrijpelijk en in ieder geval op geen enkele wijze nader toegelicht of onderbouwd. “

5.11.  Eiser roept, naast het auteursrecht, ook de bescherming in die op basis van onrechtmatige daad tegen ‘slaafse nabootsing’ kan worden verkregen.  (…) 5.12.  Uitgangspunt is dat eiser beide beschermingsvormen kan inroepen, mits zij belang heeft bij de aan elk van die leerstukken verbonden bescherming (art. 3:303 BW). Dat is naar het oordeel van de rechtbank niet het geval. Eiser heeft geen specifiek op slaafse nabootsing toegespitste vordering ingesteld. Van de wel ingestelde vorderingen zouden niet méér worden toegewezen als slaafse nabootsing zou worden aangenomen, dan nu op basis van de auteursrecht inbreuk wordt toegewezen. Eiser heeft dan ook onvoldoende gesteld om aan te nemen dat zij belang heeft bij de beoordeling van deze grondslag.

“5.15.  Eiser vordert afdracht van de door gedaagde met de inbreuk gemaakte winst en rekening en verantwoording daarvan. Voor toewijzing van deze vordering gelden dezelfde vereisten als voor toewijzing van schadevergoeding krachtens art. 6:162 BW, te weten: dat het onrechtmatig handelen aan de inbreukmaker kan worden toegerekend als te wijten aan diens schuld, dan wel aan een oorzaak die volgens verkeersopvattingen voor diens rekening komt (LJN: AU8940, HR 16 juni 2006).

5.16.  Gedaagde heeft ter zitting meegedeeld dat zij regelmatig series foto’s toegestuurd krijgt van leveranciers uit China en India, dat zij niet weet waar die foto’s vandaan komen en dat zij daar ook nooit naar vraagt. Dit geldt ook voor de serie van 21 modellen in deze zaak. Als zij dergelijke series krijgt gaat zij ervan uit dat het om algemene modellen gaat of dat de auteursrechten zijn geregeld, aldus [gedaagde]. Dit betekent dat gedaagde helemaal niets doet om te voorkomen dat zij inbreuk maakt op eventuele rechten van derden, zelfs als het gaat om zo grote aantallen als in deze zaak. De rechtbank is van oordeel dat de inbreuk daarom verwijtbaar is.” De rechtbank beveelt gedaagde om aangaande die winst rekening en verantwoording af te leggen binnen drie maanden na betekening van het vonnis.

Conform de vordering van eiser zal gedaagde worden veroordeeld in de proceskosten berekend naar het liquidatietarief. 

Lees het vonnis hier.