Gepubliceerd op donderdag 26 april 2018
IEF 17656
Hof Amsterdam ||
24 apr 2018
Hof Amsterdam 24 apr 2018, IEF 17656; ECLI:NL:GHAMS:2018:1350 (appellanten tegen Het Parool), https://ie-forum.nl/artikelen/hof-bevestigt-dat-artikelen-over-ontploffing-handgranaat-in-kantoorvilla-niet-onrechtmatig-zijn

Hof bevestigt dat artikelen over ontploffing handgranaat in kantoorvilla niet onrechtmatig zijn

Hof Amsterdam 24 april 2018, IEF 17656; ECLI:NL:GHAMS:2018:1350 (appellanten tegen Het Parool) Mediarecht. Ontploffing van een handgranaat in een kantoorvilla in Amsterdam, waar een advocatenkantoor en een vastgoedbedrijf zijn gevestigd. Het Parool speculeert in diverse artikelen over het vastgoedkantoor als het mogelijke doelwit. Achteraf gezien blijkt dat het advocatenkantoor te zijn. De artikelen zijn echter niet onrechtmatig, want ze vinden voldoende steun in het destijds beschikbare feitenmateriaal. Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep [IEF 16331].

3.6. Bij de vraag of een publicatie voldoende steun vond in het beschikbare feitenmateriaal gaat het er niet om of de gepubliceerde feiten door bewijsmiddelen onomstotelijk zijn vast te stellen. Het gaat er slechts om of in dat feitenmateriaal voldoende aanleiding was te vinden om de desbetreffende feiten in de publicatie te vermelden. De klachten van [appellanten] over de publicatie van het artikel van 14 juni 2010 komen erop neer dat zij daarin ten onrechte in verband worden gebracht met de bomaanslag. Zij stellen meer in het bijzonder dat nimmer sprake is geweest van een lang slepende ruzie over een vastgoedtransactie en dat zij nimmer met de dood zijn bedreigd. Het Parool stelt daar tegenover dat deze in de publicatie vermelde feiten wel voldoende steun vonden in het destijds beschikbare feitenmateriaal. Zijn verslaggever [X] had deze feiten vernomen uit opsporingskringen. Het Parool kan echter naar zijn zeggen geen verklaring overleggen van de voor de publicatie gebruikte bronnen omdat [X] hen destijds geheimhouding omtrent hun identiteit heeft beloofd. [appellanten] hebben dit laatste niet bestreden zodat het hof daarvan zal uitgaan. Voor Het Parool ligt het dan ook niet in de rede om de bronnen van [X] verder te openbaren; [appellanten] hebben overigens ook niet verzocht om dat wel te doen.

3.11. [appellanten] wijzen wel terecht erop dat er geen feitenmateriaal is dat ondersteunt dat zij met de dood zijn bedreigd. Het Parool stelt dat sprake is geweest van een naamsverwisseling: het was niet [appellant sub 1] maar [A] die was bedreigd. Het hof volgt Het Parool in de constatering dat er wel sprake is geweest van een bedreiging van [A] . [A] heeft dit in zijn verklaring weliswaar kleiner gemaakt door te zeggen dat [H] wel eens bedreigende taal heeft geuit en dat hij zich niet bedreigd heeft gevoeld, maar dat neemt niet weg dat [A] kennelijk reden zag de politie erbij te halen toen [H] bij hem thuis langs kwam en ter zake aangifte te doen, zoals blijkt uit de op dit punt door [appellanten] niet bestreden politiemutaties. [A] heeft overigens ook verklaard dat zijn vrouw op dat moment thuis was. Een en ander betekent dat de in het artikel vermelde feiten juist zijn, behoudens dat sprake is van een te betreuren naamsverwisseling.

3.12. Die naamsverwisseling is op zichzelf genomen echter onvoldoende om te concluderen dat publicatie van het artikel onrechtmatig jegens [appellanten] was. In dit verband is het volgende van belang. Er kan van worden uitgegaan dat de bomaanslag aanleiding was voor publicatie van het artikel. Deze aanslag was, naar mag worden aangenomen, hoorbaar in de omgeving en de gevolgen daarvan waren blijkens de bij het artikel gepubliceerde foto zichtbaar vanaf de openbare weg. Dit betekent dat het artikel over de aanslag nieuwswaarde had en dat snelheid bij de publicatie daarvan vanuit het oogpunt van een goede nieuwsvoorziening geboden was. Het Parool heeft in verband met die geboden snelheid onbetwist gesteld dat het gewraakte artikel (na publicatie van een eerdere en kortere versie daarvan waartegen [appellanten] geen bezwaren hebben geuit) nog diende te worden meegenomen in de stadseditie van de krant van 14 juni 2010. In deze omstandigheden kunnen er minder zware eisen worden gesteld aan het verifiëren van alle gegevens. Dit te meer omdat die gegevens ook nog eens uit opsporingskringen afkomstig waren en dus een zeker gewicht hadden. De naamsverwisseling kan bovendien zijn ingegeven door het feit dat de granaat in de werkkamer van [appellant sub 1] terecht was gekomen en daar was ontploft én omdat [appellant sub 1] daarna in het pand aanwezig was en inlichtingen aan de politie had verstrekt. Daarbij komt dat [A] de zakelijke partner was van [appellant sub 1] en dat [appellant sub 1] bestuurder was van hun gezamenlijke bedrijf JVA dat in het pand was gevestigd. Ook het vermelden van de voldoende uit het feitenmateriaal blijkende bedreiging van [A] zou gevolgen hebben gehad voor de reputatie van [appellanten] Bovendien is die bedreiging niet het hoofdonderwerp van het artikel maar de bomaanslag.

3.19. Het Parool wijst voorts terecht erop dat beide publicaties waartegen [appellanten] bezwaren hebben geuit offline zijn gehaald binnen niet al te lange termijn nadat [appellanten] over die artikelen hadden geklaagd. Het Parool heeft bovendien op 24 maart 2012 een artikel gepubliceerd dat mede in overleg met de advocaat van [appellanten] tot stand is gekomen. In dat artikel wordt beschreven dat het onderzoek naar de bomaanslag zich eerst richtte op [appellant sub 1] die kantoor hield op de begane grond waar de granaat naar binnen was gegooid. Na een kwartaal kreeg men in de gaten dat de aanslag niets met [appellant sub 1] of JVA van doen had, aldus het artikel, waarna het tot januari 2012 duurde voordat arrestaties konden worden verricht. Mede uit de verklaring van een kroongetuige was gebleken dat de granaat was gericht tegen de partner van het advocatenkantoor dat de bovenverdieping van het pand huurde, zo besluit het artikel. Het hof is van oordeel dat gelet op al deze omstandigheden, waaronder het publiceren van laatstgenoemd artikel, niet kan worden geconcludeerd dat Het Parool onrechtmatig jegens [appellanten] heeft gehandeld.